Kleine meren met een oppervlakte van minder dan 100 m2 vertegenwoordigen het merendeel van de zoetwaterecosystemen in de wereld. Veel van deze meren liggen in afgelegen, vaak bergachtige gebieden zonder in- en uitstroom. Toch leven er in de meeste van deze meren vissen. Hoe komen vissen dan in meren en vijvers die niet met andere waterlichamen in verbinding staan?
Deze vraag werd reeds behandeld door enkele van de meest vooraanstaande natuurwetenschappers van de 19e eeuw, zoals Charles Darwin, Alfred Russel Wallace en Charles Lyell, die allen tot dezelfde conclusie kwamen – watervogels moeten verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van vissen.
En zij hadden daar een plausibele verklaring voor: viseieren van sommige soorten zijn kleverig en kunnen enige tijd buiten het water overleven. De theorie is dus dat de viseieren aan de veren of voeten van watervogels blijven kleven; de vogels vliegen dan van het ene naar het andere waterlichaam, waar de vissen uit hun eieren komen.
Conclusieve studies ontbreken
Een studie van milieuwetenschappers van de Universiteit van Basel heeft nu aangetoond dat, hoewel de onderzoeksgemeenschap dit als een bewezen theorie beschouwt, er geen studies zijn gepubliceerd die deze theorie bevestigen.
Om het gebrek aan bewijs objectief te meten, heeft het onderzoeksteam in Basel een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Het resultaat toont aan dat er geen diepgaande wetenschappelijke studies bestaan die bewijzen dat watervogels viseieren verspreiden.
Om uit te sluiten dat de onsuccesvolle zoektocht te wijten was aan hun methode, gebruikten de onderzoekers dezelfde aanpak om te zoeken naar bewijs voor de verspreiding van aquatische ongewervelden. In dit geval vonden zij talrijke wetenschappelijke publicaties die werden ondersteund door experimenten en veldstudies.
Nog steeds wijdverspreid
Voor hun studie bekeken de Bazelse onderzoekers ook online forums en ondervroegen zij ongeveer 40 deskundigen uit de onderzoekswereld, particuliere instellingen en milieu-NGO’s. Hun doel was na te gaan hoe gangbaar de theorie van de verspreiding van vis door watervogels zowel binnen als buiten de onderzoeksgemeenschap is. De meerderheid van de deskundigen die aan het onderzoek deelnamen, vond de theorie zo plausibel dat zij het mysterie opgelost achtten. Geen van hen kon zich echter beroepen op enig empirisch bewijs.
“Het gebrek aan bewijs betekent niet dat watervogels niet verantwoordelijk zijn voor de verspreiding,” zegt Dr. Philipp E. Hirsch van de Universiteit van Basel. “Maar we weten gewoon nog niet welke rol vogels, mensen en andere processen spelen.”
Inzicht in de manier waarop vissen zich verspreiden in afgelegen wateren is belangrijk voor het behoud van de biodiversiteit. De kennis van de manier waarop soorten nieuwe habitats koloniseren, vormt de basis voor het behoud van toevluchtsoorden en gerichte herintroductie en helpt ook de verspreiding van invasieve soorten te voorkomen.