- A. De Ark wordt gevangen genomen.
- 1. (1-2) Israël wordt verslagen tegenover de Filistijnen.
- 2. (3-4) De oudsten van Israël reageren met een bijgelovig vertrouwen in de ark.
- 3. (5) Israëls vertrouwen in de Ark van het Verbond.
- 4. (6-9) De vrees van de Filistijnen voor de ark des verbonds.
- 5. (10-11) De ark trekt ten strijde en Israël wordt erger verslagen dan tevoren.
- B. Israëls grote smart over het verlies van de ark.
- 1. (12-18) Eli hoort van het verlies van de ark des verbonds Gods en sterft.
- 2. (19-22) Meer tragedie onder de familie van Eli.
A. De Ark wordt gevangen genomen.
1. (1-2) Israël wordt verslagen tegenover de Filistijnen.
En het woord van Samuël kwam tot geheel Israël. Israël nu trok uit ten strijde tegen de Filistijnen, en legerde zich naast Ebenezer, en de Filistijnen legerden zich in Aphek. Toen stelden de Filistijnen zich in slagorde op tegen Israel. En toen zij ten strijde trokken, werd Israël verslagen door de Filistijnen, die ongeveer vier duizend man van het leger op het veld doodden.
a. Israël trok ten strijde tegen de Filistijnen: In deze tijd was er geen grote wereldmacht (zoals Egypte of Assyrië) die de regio wilde overheersen. Dus werd Israëls strijd gevoerd tegen haar naaste buren, zoals de Moabieten, de Ammonieten, of zoals hier, de Filistijnen.
i. Israël streed op meer gelijke voet met Moab en Ammon, maar de Filistijnen beschikten over Griekse militaire uitrusting (zoals helmen, schilden, maliënkolders, zwaarden en speren) waardoor de Filistijnen geduchtere tegenstanders waren. De Filistijnen waren het eerste volk in Kanaän dat ijzer verwerkte en zij haalden daar het beste uit.
ii. De Filistijnen waren een immigrantenvolk uit de militaire aristocratie van het eiland Kreta (Amos 9:7). Kleine aantallen Filistijnen waren in het land ten tijde van Abraham, maar zij kwamen in grotere aantallen kort nadat Israël uit Egypte naar Kanaän was gekomen. Zij waren georganiseerd in vijf stadstaten.
iii. Dit was een moeilijke periode voor Israël. “Nooit leek de tijd hopelozer dan toen Samuel opstond. De Filistijnen, niet alleen versterkt door een voortdurende toevloed van immigranten, maar ook door de invoer van wapens uit Griekenland, reduceerden Israël snel tot de toestand van een onderworpen ras.” (Smith, Pulpit Commentary)
b. Het woord van Samuël kwam tot geheel Israël… nu trok Israël ten strijde: Dit betekent niet dat de strijd door Samuël werd begonnen. Sommige handschriftelijke tradities (duidelijk in de Septuagint) maken het duidelijk dat de Filistijnen dit conflict begonnen. Desondanks liep de strijd uit op een ramp: Israël werd verslagen door de Filistijnen, die ongeveer vierduizend man doodden.
2. (3-4) De oudsten van Israël reageren met een bijgelovig vertrouwen in de ark.
En toen het volk in het kamp gekomen was, zeiden de oudsten van Israël: “Waarom heeft de HEERE ons vandaag verslagen tegenover de Filistijnen? Laat ons de ark des verbonds des HEEREN uit Silo tot ons brengen, opdat hij, wanneer hij onder ons komt, ons moge redden uit de hand onzer vijanden.” Zo zond het volk naar Silo, opdat zij van daar zouden brengen de ark des verbonds van de HEERE der heirscharen, Die tussen de cherubs woont. En de twee zonen van Eli, Hophni en Phinehas, waren daar met de ark des verbonds Gods.
a. Laten wij de Ark des Verbonds brengen… die moge ons redden uit de hand van onze vijanden: De oudsten van Israël besloten na de slag met de Filistijnen dat de volgende slag gewonnen kon worden als zij de Ark des Verbonds met hun soldaten meenamen.
i. De Ark des Verbonds was de vertegenwoordiging van de troon van God in Israël. Hij werd bewaard in de allerheiligste plaats van de tabernakel, het volk zag hem nooit. Alleen de hogepriester ging naar binnen en zag de ark, en slechts één keer per jaar. De oudsten wilden deze voorstelling van de troon van God uit het heilige der heiligen halen (het kon verplaatst worden wanneer de tabernakel verplaatst zou worden), het bedekken, en het met zich meenemen in de strijd. Zij hoopten dat het vertrouwen zou geven dat God werkelijk met hen was.
ii. De ark ging eerder de strijd in. De ark ging voor de marslieden uit rond de stad Jericho (Jozua 6:6-8). Mozes droeg de priesters op om de ark voor te gaan in de strijd tegen de Midjanieten (Numeri 31:6). Later bracht Saul de ark in de strijd (1 Samuël 14:18), evenals David (2 Samuël 11:11).
b. Het kan ons redden: De oudsten voelden terecht aan dat ze Gods hulp nodig hadden om de strijd te winnen. Maar zij waren verkeerd in de manier waarop zij hulp zochten. In plaats van zich nederig te bekeren en God te zoeken, wendden zij zich tot methoden die God nooit had goedgekeurd. Zij gaven er alleen om of het werkte.
i. Zij geloofden dat de aanwezigheid van de ark God voor hen zou laten werken. “Hun idee was dat God gedwongen moest worden om voor hen te strijden. Als Hij niet bereid was om het voor hen te doen, zou Hij het moeten doen omwille van Zijn eer.” (Ellison)
ii. Ongetwijfeld leek het een briljante suggestie. Zij waren waarschijnlijk verheugd om tot zo’n geweldige oplossing te komen.
c. Opdat het ons moge redden uit de hand van onze vijanden: Zij beschouwden de ark als de ultieme “geluksbrenger” en geloofden dat zij niet konden verliezen met de ark daar. Zij keken naar de ark om hen te redden, niet naar de HEERE.
i. “In plaats van te trachten met God in het reine te komen, gingen deze Israëlieten bijgelovige middelen bedenken om de overwinning op hun vijanden veilig te stellen. In dit opzicht hebben de meesten van ons hen nagevolgd. Wij denken aan duizend uitvindingen; maar wij verwaarlozen het ene noodzakelijke… Zij vergeten de hoofdzaak, die is God in het leven te verankeren, en te trachten Zijn wil te doen door geloof in Christus Jezus.” (Spurgeon)
ii. “Er zijn genoeg christenen, zoals deze oudsten, die, wanneer zij vinden dat zij verslagen zijn door de wereld en de duivel, hun hersens in elkaar puzzelen om allerlei redenen te verzinnen voor Gods slagen, behalve de ware, – hun eigen vertrek van Hem.” (Maclaren)
d. De twee zonen van Eli, Hophni en Phinehas, waren bij de ark van het verbond van God: In plaats van op de ark te vertrouwen, zouden zij zich meer zorgen moeten maken over het feit dat de ark bediend en gedragen werd door priesters die de HERE verlaten hadden.
3. (5) Israëls vertrouwen in de Ark van het Verbond.
En toen de Ark van het Verbond des HEREN in het kamp kwam, schreeuwde geheel Israël zo luid, dat de aarde schudde.
a. Geheel Israël schreeuwde zo luid, dat de aarde schudde: Iemand die het kamp van Israël passeerde, zou denken dat er iets geweldigs gebeurde. Zeker, dit zou worden beschouwd als een grote kerkdienst, en velen zouden denken dat Israël werkelijk op God vertrouwde. Maar ondanks alle schijn was het in werkelijkheid niets. Al het lawaai en de opwinding betekenden niets omdat het niet gegrond was in Gods waarheid.
i. De Israëlieten dachten waarschijnlijk dat zij beter waren dan de Filistijnen, omdat de Filistijnen heidenen waren, die valse goden vereerden. Maar de Israëlieten dachten en handelden net als heidenen, denkend dat zij God konden manipuleren en Hem konden dwingen te doen wat zij wilden dat Hij zou doen.
ii. “Hadden zij zich verootmoedigd en devoot en vurig gebeden om succes, dan zouden zij verhoord en gered zijn. Hun geschreeuw bewees zowel hun ijdelheid als irreligie.” (Clarke)
b. De aarde schudde: “Nu, geliefden, wanneer u God aanbidt, roep dan als u vervuld bent van heilige blijdschap. Als het geroep uit uw hart komt, wil ik u niet vragen het in te houden. God verhoede dat wij oordelen over iemands aanbidding! Maar wees niet zo dwaas te veronderstellen, dat omdat er luid lawaai is, er ook geloof moet zijn. Geloof is stilstaand water, het stroomt diep. Waar geloof in God kan zich uiten met springen en met geschreeuw; en het is een gelukkige zaak wanneer het dat doet; maar het kan ook stil zitten voor de Heer, en dat is misschien nog wel een gelukkiger zaak.” (Spurgeon)
4. (6-9) De vrees van de Filistijnen voor de ark des verbonds.
Toen nu de Filistijnen het geluid van het geschreeuw hoorden, zeiden zij: “Wat betekent het geluid van dit grote geschreeuw in het kamp van de Hebreeën?” Toen begrepen zij, dat de ark des HEEREN in het kamp gekomen was. Toen werden de Filistijnen bang, want zij zeiden: “God is in het kamp gekomen!” En zij zeiden: “Wee ons! Want zoiets is nog nooit gebeurd. Wee ons! Wie zal ons verlossen uit de hand van deze machtige goden? Dit zijn de goden die de Egyptenaren met alle plagen in de woestijn hebben getroffen. Wees sterk en gedraag u als mannen, gij Filistijnen, opdat gij geen dienaren wordt van de Hebreeërs, zoals zij u hebben gediend. Gedraagt u als mannen en vecht!”
a. God is in het kamp gekomen! Wij moeten de Filistijnen complimenteren met het feit dat zij begrepen dat de Ark des Verbonds de aanwezigheid van God vertegenwoordigde, en met hun kennis van Israëls geschiedenis.
i. Zij wisten dat het ongebruikelijk was – zelfs ongehoord – dat de Israëlieten de ark in de strijd brachten (Want zoiets is nog nooit gebeurd), en zij wisten dat de God van Israël de Egyptenaren versloeg (die de Egyptenaren met alle plagen trof).
b. Deze machtige goden: Hoewel zij niet veel van God begrepen, erkenden de Filistijnen de superioriteit van de God van Israël. Toch onderwierpen zij zich niet aan God, maar waren eenvoudig vastbesloten des te meer tegen Hem te strijden. Als zij werkelijk geloofden dat hun goden groter waren dan de God van Israël, hadden zij zich geen zorgen hoeven te maken. Als zij geloofden dat de God van Israël groter was dan hun goden, dan hadden zij zich aan Hem moeten onderwerpen.
i. Wij weten, net als zij, vaak dat God groter is en onze onderwerping verdient. Toch verzetten wij ons ook vaak tegen God, in plaats van ons aan Hem te onderwerpen. Kennis was niet hun probleem. Onderwerping aan God was dat wel.
c. Wees sterk en gedraag u als mannen, gij Filistijnen: De aanwezigheid van de ark gaf de Filistijnen niet het gevoel op te geven. In plaats daarvan gaf het hun het gevoel dat ze des te harder moesten vechten om de kansen te overwinnen. Zij hadden de moed van wanhopige mannen.
i. Goddeloze Filistijnen kunnen ons iets leren. Christenen moeten meer van deze moed tonen. In plaats van op te geven als het er slecht uitziet, moeten wij op de HERE vertrouwen en des te harder vechten en besluiten dat wij niet zullen opgeven. Moed en volharding winnen veel veldslagen, zelfs soms voor de verkeerde kant.
5. (10-11) De ark trekt ten strijde en Israël wordt erger verslagen dan tevoren.
Dus streden de Filistijnen, en Israël werd verslagen, en een iegelijk vluchtte naar zijn tent. Er werd een grote slachting aangericht, en er vielen dertig duizend soldaten van Israël. Ook werd de ark Gods buit gemaakt; en de twee zonen van Eli, Hophni en Phinehas, stierven.
a. Israël was verslagen: Er waren drie redenen voor deze grote nederlaag. Ten eerste, de Filistijnen vochten met de moed van wanhopige mannen. Ten tweede, de Israëlieten dachten dat de strijd gemakkelijk zou zijn met de ark van het verbond erbij en deden niet zo hun best. Tenslotte zegende God niet Israëls bijgelovige geloof in de kracht van de ark in plaats van de kracht van God.
i. Wij maken vaak dezelfde fout door te geloven dat als God met ons is, wij niet zo hard hoeven te proberen. Wij denken dat als God aan onze kant staat, het werk gemakkelijk zal zijn. Dat is misschien helemaal niet waar.
ii. Zoals bleek, voelde God zich niet verplicht de Israëlieten te zegenen alleen omdat zij de ark meenamen in de strijd. Hij zou niet toestaan dat Zijn arm zou worden verdraaid door het bijgeloof van de Israëlieten. God is een Persoon, niet een geest die kan worden opgeroepen naar de wil van de mens.
b. Er vielen van Israël dertigduizend voetsoldaten: Israël verloor niet alleen, zij verloren veel erger dan voordat zij de ark meenamen in de strijd. Het verlies dat hen ertoe aanzette de ark te nemen, resulteerde in de dood van ongeveer vierduizend man van Israël (1 Samuël 4:2). Met de ark werden meer dan zeven keer zoveel mannen van Israël gedood.
i. In de late zeventiger jaren werd een vijf-regelige inscriptie gevonden op een graansilo in de ruïnes van Izbet Sarteh. Bij ontcijfering bleek deze een Filistijns verslag te bevatten van deze strijd, de vangst van de ark, waarbij zelfs de priester Hophni specifiek werd genoemd. Dit is de vroegst bekende buitenbijbelse verwijzing naar een gebeurtenis uit het Oude Testament.
c. De ark van God werd gevangen genomen: Dit was erger dan gewoon een veldslag verliezen. Het “ding” waarvan ze dachten dat het de strijd zou winnen, werd gevangen genomen. Israël maakte een afgod van de ark en God rekent vaak af met onze afgoderij door het afgodsbeeld weg te nemen.
i. Wij kunnen goede dingen tot afgoden maken. Er was niets mis met de ark zelf. God gebood hen hem te maken. Het was belangrijk voor Israël. Hij zei hun de tafelen der wet, een kruik met manna, en de staf van Aäron die ontluikte, in de ark te leggen. Maar zelfs een goed ding als de ark kan tot een afgod worden gemaakt, en God zal onze afgoden niet tolereren.
ii. De ark van God werd gevangen genomen, maar de God van de ark zat nog steeds op de troon in de hemel en leidde deze omstandigheden tot Zijn glorie. Israël dacht dat zij de God van de ark konden negeren en bevrijding konden vinden in de ark van God. God toonde dat Hij groter was dan de ark.
d. De twee zonen van Eli, Hophni en Phinehas, stierven: De priesters die geacht werden toezicht te houden op de ark werden gedood in de strijd. God beloofde dat de twee zonen van Eli op dezelfde dag zouden sterven als bewijs van Zijn uiteindelijke oordeel over het huis van Eli (1 Samuël 2:34). Nu kwam het bewijs van het oordeel.
B. Israëls grote smart over het verlies van de ark.
1. (12-18) Eli hoort van het verlies van de ark des verbonds Gods en sterft.
Toen liep een man van Benjamin diezelfde dag uit de slaglinie, en kwam naar Shiloh met gescheurde kleren en vuil op zijn hoofd. Toen hij nu kwam, zat Eli op een stoel aan de weg en zag toe, want zijn hart beefde voor de ark Gods. En toen de man in de stad kwam en het vertelde, schreeuwde de gehele stad het uit. Toen Eli het lawaai van het geroep hoorde, zei hij: “Wat betekent het geluid van dit tumult?” En de man kwam snel en vertelde het aan Eli. Eli was achtennegentig jaar oud, en zijn ogen waren zo verduisterd, dat hij niet kon zien. Toen zei de man tegen Eli: “Ik ben degene die uit de strijd gekomen is. En ik ben vandaag gevlucht van de slaglinie.” En hij zei: “Wat is er gebeurd, mijn zoon?” Toen antwoordde de boodschapper en zei: “Israël is gevlucht voor de Filistijnen, en er is een grote slachting onder het volk geweest. Ook uw twee zonen, Hophni en Phinehas, zijn dood; en de ark Gods is buitgemaakt.” En het geschiedde, toen hij van de ark Gods gewag maakte, dat Eli van den stoel achterwaarts aan de zijde der poort viel; en zijn nek werd gebroken en hij stierf, want de man was oud en zwaar. En hij had Israël geoordeeld veertig jaren.
a. Een man van Benjamin liep diezelfde dag uit de slaglinie, en kwam naar Shiloh: De slag werd gestreden bij Aphek (1 Samuël 4:1), en het was minstens 20 mijl van Aphek naar Shiloh. De boodschapper had een lange weg te gaan, de route was grotendeels bergopwaarts, en hij bracht zeer slecht nieuws.
i. Omdat het nieuws zo slecht was, kwam hij met gescheurde kleren en vuil op zijn hoofd. Dit waren enkele van de traditionele tekenen van rouw. De boodschapper bracht slecht nieuws, en hij liet zijn uiterlijk weerspiegelen hoe slecht het nieuws was.
ii. Volgens een ongefundeerde Joodse traditie was deze naamloze boodschapper uit de stam van Benjamin een jongeman genaamd Saul.
b. Eli, gezeten op een stoel aan de kant van de weg, keek toe, want zijn hart beefde voor de ark van God: Eli wachtte angstig in de tabernakel op nieuws over de strijd. Eli was terecht meer bezorgd over het lot van de ark dan over het lot van zijn zonen.
i. Waarom was hij zo nerveus? Eli wist dat hij de ark op een onverstandige, bijgelovige dwaalspoor had laten gaan, en zijn geweten deed hem vrezen dat het op een ramp zou uitlopen.
c. Eli viel van de stoel achterover aan de kant van de poort; en zijn nek werd gebroken en hij stierf: Eli viel om en stierf bij het nieuws van de ark (toen hij melding maakte van de ark van God). Het was niet het nieuws van Israëls verlies in de strijd, of de slachting van het leger, of zelfs het nieuws van de dood van zijn eigen zonen dat hem de das omdeed. Het was het horen dat de Ark van het Verbond van God gevangen was genomen.
i. “Geen zwaard van een Filistijn had hem krachtiger kunnen doden; noch kunt gij zeggen of zijn nek of zijn hart het eerst gebroken werd.” (
ii. God beloofde dat Eli’s twee zonen op dezelfde dag zouden sterven als een teken van oordeel over het huis van Eli (1 Samuël 2:34). God kondigde niet aan dat Eli ook op dezelfde dag zou sterven. God vertelt ons veel in profetie, maar niet alles. Sommige worden pas in hun volheid gezien nadat ze vervuld zijn.
iii. Volgens andere passages gingen de Filistijnen, nadat zij het Israëlische leger hadden verslagen, verder om de stad Shiloh zelf te verwoesten (Psalm 78:60-64, Jeremia 7:12 en 26:9).
2. (19-22) Meer tragedie onder de familie van Eli.
Nu was zijn schoondochter, de vrouw van Phinehas, zwanger, uitgerekend om te bevallen; en toen zij het bericht hoorde, dat de ark Gods gevangen genomen was, en dat haar schoonvader en haar man dood waren, boog zij zich en baarde, want de weeën kwamen over haar. En omstreeks den tijd van haar dood zeiden de vrouwen, die bij haar stonden, tot haar: Vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard.” Maar zij antwoordde niet, noch achtte zij het. En zij noemde het kind Ichabod, zeggende: De heerlijkheid is van Israel geweken, omdat de ark Gods gevangen genomen was, en vanwege haar schoonvader en haar man. En zij zei: “De heerlijkheid is van Israël geweken, want de ark van God is buitgemaakt.”
a. Toen zij het nieuws hoorde: Arme vrouw van Phinehas! Zwanger, hoorde zij van de dood van haar man, haar zwager, haar schoonvader, een slachting onder de soldaten van Israël, een verloren veldslag, en de inneming van de ark des verbonds alles op één dag. De angst was te groot, en weeën kwamen over haar.
b. Toen noemde ze het kind Ichabod: Voor een Joodse vrouw was de geboorte van een zoon prachtig nieuws – maar niet voor de vrouw van Phinehas op deze dag. Om haar smart en de nationale tragedie op Israël te weerspiegelen, noemde zij het kind Ichabod, wat betekent: “De heerlijkheid is van Israël geweken.”
i. Maar zij antwoordde niet, noch achtte zij het: Haar verdriet was zo groot, dat het haar moederlijke vreugde over de geboorte van haar zoon overwon. Voor haar was het verlies totaal, en zij verloor zelfs de lust om te leven.
c. De heerlijkheid is geweken: De heerlijkheid van God, getoond door de Ark des Verbonds, was van Israël geweken. De Filistijnen hadden hem nu in hun bezit.
i. De heerlijkheid Gods was in één zin geweken. Maar de heerlijkheid vertrok toen Israël ophield zich te bekeren en op God te vertrouwen en bijgelovig begon te vertrouwen op de ark zelf. “De heerlijkheid van God was inderdaad geweken, maar niet omdat de ark van God was buitgemaakt; de ark was buitgemaakt omdat de heerlijkheid reeds was geweken.” (Ellison)
ii. Hoe kon God toestaan dat zoiets vreselijks gebeurde? Ten eerste liet Hij het toe als een rechtvaardig oordeel over Israël als natie en de familie van Eli. Zij ontvingen eenvoudig wat zij verdienden. Ten tweede stond God het toe als een correctie voor de natie, zodat zij niet zouden vertrouwen op de ark van God, in plaats van te vertrouwen op de God van de ark. Tenslotte, al leek het voor de mens nog zo verschrikkelijk, was het voor God wel zo verschrikkelijk? Wrong God op dat moment zijn handen in de hemel, bezorgd over hoe de dingen zouden aflopen? Zich zorgen makend over Zijn reputatie? Zich zorgen makend over de Filistijnen en hun goden? Als je het zo bekijkt, was de glorie helemaal niet verdwenen. In plaats daarvan was God juist begonnen Zijn heerlijkheid te tonen.
iii. Veel omstandigheden die wij als een ramp beschouwen, gebruikt God op een wonderbaarlijke manier om Zichzelf te verheerlijken. Israël was terecht bedroefd over het verlies van levens en de ark op die dag. Maar zij hadden vol vertrouwen moeten zijn, wetende dat God goed in staat was voor Zichzelf te zorgen.
iv. “Dus zoals God geen verliezer was door deze gebeurtenis, zo waren de Filistijnen er geen winnaars door; en Israël, alles wel beschouwd, ontving er meer goed dan kwaad door, zoals we zullen zien.” (Poole)