- Boek I. Algemene Normen (Cann. 1-203)Edit
- Boek II. Het volk van God (Cann. 204-746)Edit
- Boek III. De leerfunctie van de kerk (Cann. 747-833)Edit
- Boek IV. Het heiligmakend ambt van de kerk (kan. 834-1123)Edit
- Boek V. De Temporele Goederen van de Kerk (Cann. 1254-1310)Edit
- Boek VI. Sancties in de Kerk (Cann. 1311-1399)Edit
- Boek VII. Processen (Cann. 1400-1752)Edit
- Deel IEdit
- Deel IIEdit
- Deel IIIEdit
- Deel IVEdit
- Deel VEdit
- AmendementenEdit
- 1. Ad tuendam fidemEdit
- 2. Omnium in mentemEdit
- 3. Mitis Iudex Dominus IesusEdit
- 4. De concordia inter codicesEdit
- 5. Magnum principiumEdit
- 6. Communis vitaEdit
- 7. Authenticum charismatisEdit
- 8. Spiritus DominiEdit
Boek I. Algemene Normen (Cann. 1-203)Edit
Dit deel van de Codex bevat de algemene regels betreffende
- rechtsbronnen
- fysieke en rechtspersonen
- bestuur en ambten
- het berekenen van tijd
rechtsbronnen zijn wetten (inclusief gewoonte als een speciale manier van wetgeving vanwege de noodzaak van de goedkeuring van de wetgever), die universele voorschriften bevatten, algemene decreten (van wetgevende of uitvoerende aard), instructies en statuten die betrekking hebben op een speciale groep, en in het geval van statuten door deze groep zelf zijn vastgesteld, en administratieve besluiten, die slechts afzonderlijke gevallen regelen.
Personen zijn natuurlijke personen of rechtspersonen. Niet iedereen wordt volgens de definitie van het wetboek van 1983 als “natuurlijke persoon” beschouwd, omdat men alleen door de doop een persoon wordt met de daaruit voortvloeiende plichten en rechten.
De Codex specificeert de voorwaarden voor de geldigheid van een rechtshandeling, met name met betrekking tot de vorm, dwang, misverstand en gebrek aan deelneming.
De rechterlijke macht is verdeeld in de drie autoriteiten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. De bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten kan aan een ambt worden verbonden of aan een persoon worden gedelegeerd. Benoeming en verlies van een kerkelijk ambt worden geregeld.
De tijd regelt de verjaring, die samengaat met de nationale regelgeving, maar alleen te goeder trouw kan worden verwezenlijkt, en de definities van de tijd.
Boek II. Het volk van God (Cann. 204-746)Edit
Boek twee beschrijft het “volk van God”. Het bespreekt de algemene rechten en plichten van de leden van de kerk, en bespreekt vervolgens de ordening van de kerk, van de Heilige Stoel tot de plaatselijke parochie.
De hiërarchische opbouw van religieuze en wereldlijke instituten en genootschappen van apostolisch leven wordt in voldoende mate getoond om de reikwijdte van de toepasselijkheid van de voorschriften van deel twee te verklaren. Een godsdienstig instituut is een genootschap waarin de leden, volgens de juiste wet, openbare geloften uitspreken.Dit boek is verdeeld in drie delen:
- De christelijke gelovigen
- De hiërarchische constitutie van de kerk
- Instituten van het godgewijde leven en genootschappen van het apostolische leven.
De christelijke gelovigen tonen de verplichtingen van de gelovigen gezamenlijk, die van de leken en die van de gewijde bedienaren of geestelijken met bijzondere aandacht voor de vorming en incardinatie en excardinatie van geestelijken en persoonlijke prelaturen. Verder worden de verenigingen van de christelijke gelovigen gevormd, met name hun erkenning als rechtspersoon, verdeeld in openbare, particuliere verenigingen en die van de leken.
Deel II is getiteld, “De Hiërarchische Constitutie van de Kerk”. Dit deel beschrijft de samenstelling, rechten en plichten van het hoogste gezag van de Kerk, bestaande uit de Romeinse Paus, het College van Bisschoppen, de Bisschoppensynode, het College van Kardinalen, de Romeinse Curie en de pauselijke legaten. Een seculier instituut is een instituut van gewijd leven waarin de christelijke gelovigen, levend in de wereld, streven naar de volmaaktheid van de naastenliefde en trachten bij te dragen tot de heiliging van de wereld, vooral van binnenuit. Sociëteiten van apostolisch leven gebruiken geen gelofte.
Boek III. De leerfunctie van de kerk (Cann. 747-833)Edit
Boek III beschrijft de leerfunctie van de kerk.De vormen van onderwijs zijn de bediening van het goddelijk Woord in de vorm van de prediking van het woord van God en het catechetisch onderricht, de missionaire actie van de kerk, het katholiek onderwijs in scholen, katholieke universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs en de kerkelijke universiteiten en faculteiten, de communicatie-instrumenten en boeken in het bijzonder en tenslotte de geloofsbelijdenis.
Boek IV. Het heiligmakend ambt van de kerk (kan. 834-1123)Edit
In boek vier worden de functie van de kerk en haar godsdienstige handelingen uiteengezet. Dit boek bestaat uit drie delen
- de sacramenten
- de andere handelingen van de goddelijke eredienst
- heilige plaatsen en tijden
De sacramenten zijn het doopsel, het vormsel, de allerheiligste Eucharistie, de boete, de ziekenzalving, de heilige orden en het huwelijk. Deze sacramenten worden beschreven met voorwaarden, ceremonie en deelnemers.
Andere handelingen van goddelijke eredienst zijn sacramenten, de liturgie van de uren, kerkelijke begrafenissen, de verering van de heiligen, heilige beelden en relikwieën en de gelofte en eed.
Geheiligde plaatsen zijn die welke gewijd zijn voor de goddelijke eredienst of voor de begrafenis van de gelovigen. Het wetboek kent vijf soorten gewijde plaatsen: kerken, oratoria en privékapellen, heiligdommen, altaren en begraafplaatsen. Heilige tijden zijn heilige dagen van verplichting, feestdagen en dagen van boete.
Boek V. De Temporele Goederen van de Kerk (Cann. 1254-1310)Edit
Dit deel van het Corpus Juris is de regeling van het burgerlijk recht.Er zijn instructies betreffende de verwerving en het beheer van goederen in het bijzonder de verwerving door schenking hetzij door een daad inter vivos of door een daad mortis causa en contracten met bijzondere zorg voor de voeding.
Boek VI. Sancties in de Kerk (Cann. 1311-1399)Edit
Boek VI bevat het canonieke equivalent van het wereldlijke strafrecht. Het boek bestaat uit twee delen:
- Veroordelingen en straffen in het algemeen
- Sancties voor afzonderlijke misdrijven
Het eerste deel verklaart de noodzakelijkheid van een overtreding van een wet en toont de grenzen en vereisten van zulk een strafwet aan. Het bepaalt redenen, die de straf uitsluiten, zoals gebrek aan verstand, niet-leeftijd (minder dan zeventien jaar), dwaling ten aanzien van recht of feiten, ontbreken van causaliteit of opzet en zelfverdediging. Het beschrijft ook sociale gevallen als medeplichtigheid, opzettelijk verzuim en poging. Mogelijke straffen zijn censuren (excommunicatie en schorsing), boetedoenende straffen (verbod of bevel tot verblijf op een bepaalde plaats of op een bepaald grondgebied, ontneming van een macht, ambt, functie, recht, voorrecht, faculteit, gunst, titel of insigne) en strafmiddelen en penitentiaire maatregelen. Tenslotte wordt het recht van toepassing en opheffing der straffen geregeld
Het tweede deel geeft een overzicht van de afzonderlijke delicten, verdeeld in delicten tegen de godsdienst en de eenheid der kerk, delicten tegen de kerkelijke autoriteiten en de vrijheid der kerk, delicten tegen bijzondere verplichtingen, delicten tegen het leven en de vrijheid van de mens, usurpatie van kerkelijke functies en delicten in de uitoefening daarvan, en het misdrijf van de valsheid. Naast deze gevallen (en die vermeld in andere wetten) kan de uitwendige schending van een goddelijke of canonieke wet gestraft worden wanneer de bijzondere ernst van de schending straf eist en er een dringende noodzaak is om schandalen te voorkomen of te herstellen.
Boek VII. Processen (Cann. 1400-1752)Edit
Boek VII bevat de gerechtelijke procedure. Het is verdeeld in 5 delen.
- Processen in het algemeen
- Het contentieuze proces
- Speciale processen
- Het strafproces
- De wijze van procederen in het hiërarchisch regres en in de afzetting of overplaatsing van predikanten
Deel IEdit
Het eerste deel processen in het algemeen definieert het rechtssysteem, zijn twee plaatselijke instanties en de Romeinse Paus als opperrechter met de vertegenwoordiging door de tribunalen van de Apostolische Stoel, in het bijzonder de Romeinse Rota. Het bepaalt de deelnemers aan het proces, de rechter, de auditeurs en relatoren, de promotor van de gerechtigheid, de verdediger van de obligatie, de notaris, de verzoeker, de verweerder, en de procureurs voor geschillen en advocaten. Tenslotte beschrijft het de tucht die in de rechtbanken in acht moet worden genomen, met de taak van rechters en ambtsdragers, de volgorde van berechting, de termijnen en vertragingen, de plaats van berechting, de personen die tot de rechtbank moeten worden toegelaten, de wijze van voorbereiding en bewaring van de akten, en de handelingen en excepties in het algemeen en in het bijzonder.
Deel IIEdit
Het contentieuze proces begint met de inleidende libellus van het geschil en de dagvaarding en kennisgeving van de rechtshandeling. De voeging van de zaak vindt plaats wanneer de voorwaarden van het geschil door de rechter worden vastgesteld, door middel van een vonnis van de rechter. Verder wordt in dit deel de procesvoering toegelicht, met name de afwezigheid van een partij, de tussenkomst van een derde en de bewijsvoering. Er zijn zes soorten bewijzen: verklaringen van partijen, documenten, getuigenissen, deskundigen, gerechtelijk onderzoek en controle, en vermoedens. Na de bewijsvoering worden de akten gepubliceerd, de zaak gesloten en vervolgens besproken. De zaak eindigt met het vonnis van de rechter. Het vonnis kan worden aangevochten door een klacht van nietigheid en door hoger beroep. Ten slotte worden het gezag van gewijsde en het herstel in de vorige toestand, de tenuitvoerlegging van het vonnis, de gerechtskosten en de kosteloze rechtsbijstand geregeld. Als alternatief voor dit contentieuxproces bestaat de mogelijkheid van een mondeling contentieux.
Deel IIIEdit
Deel drie definieert speciale processen en hun speciale voorschriften, het proces voor het verklaren van de nietigheid van het huwelijk, gevallen van scheiding van echtgenoten, proces voor de dispensatie van een huwelijk ratum sed non consummatum, het proces in het verondersteld overlijden van echtgenoten, en gevallen voor het verklaren van de nietigheid van de heilige wijding. Dit deel toont ook de methodes om processen te vermijden.
Deel IVEdit
Het vierde deel toont de procedure van het strafproces, met het vooronderzoek, het proces, en de hechtingsprocedure.
Deel VEdit
Het laatste deel toont de methodes van de procedure in administratief beroep, dat kan worden ingesteld door een ieder die beweert benadeeld te zijn door een decreet, en de verwijdering of overplaatsing van predikanten met weergave van de redenen voor de verwijdering of overplaatsing.
De laatste canon, 1752, eindigt met het teleologische en juridische principe dat de opperste wet van de Kerk het zielenheil is (algemeen geformuleerd Salus animarum lex suprema est.)
AmendementenEdit
Na de afkondiging van het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 hebben pausen het acht maal gewijzigd, met wijzigingen in 43 canons in totaal (111, 112, 230, 535, 579, 694, 729, 750, 838, 868, 1008, 1009, 1086, 1108, 1109, 1111, 1112, 1116, 1117, 1124, 1127, 1371, en 1671-1691).
1. Ad tuendam fidemEdit
Op 18 mei 1998 vaardigde paus Johannes Paulus II het motu proprio Ad tuendam fidem uit, dat twee canons (750 en 1371) van het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 en ook twee canons (598 en 1436) van het Wetboek van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken van 1990 wijzigde, om “nieuwe normen toe te voegen die uitdrukkelijk de verplichting opleggen om waarheden te handhaven die op definitieve wijze zijn voorgesteld door het leergezag van de Kerk, en die ook daarmee verband houdende canonieke sancties instellen.”
2. Omnium in mentemEdit
Op 26 oktober 2009 vaardigde paus Benedictus XVI het motu proprio Omnium in Mentem uit, dat vijf canons (1008, 1009, 1086, 1117, 1124) van het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 wijzigde en verduidelijkte dat, onder degenen die in het Heilig Officie zijn, alleen bisschoppen en priesters de macht en de zending ontvingen om te handelen in de persoon van Christus het Hoofd, terwijl diakens de faculteit ontvingen om de diakonieën van dienst, Woord en liefdadigheid uit te oefenen. De wijzigingen schrapten ook de formele afvalligheid van het katholieke geloof als verschoning voor katholieken van de canonieke vorm van het huwelijk.
3. Mitis Iudex Dominus IesusEdit
Op 15 augustus 2015 vaardigde paus Franciscus het motu proprio Mitis Iudex Dominus Iesus uit, waarin eenentwintig canons (1671-1691) werden gewijzigd om het proces van het vaststellen van huwelijksnietigheid te hervormen. Het document werd op 8 september 2015 openbaar gemaakt.
4. De concordia inter codicesEdit
Op 31 mei 2016 vaardigde paus Franciscus het motu proprio De concordia inter codices uit, waarin tien canons (111, 112, 535, 868, 1108, 1109, 1111, 1112, 1116 en 1127) werden gewijzigd om de normen van het Latijnse Wetboek van Canoniek Recht in overeenstemming te brengen met die van het Wetboek van Canons van de Oosterse Kerken. Hij deed dit na raadpleging van een comité van deskundigen in Oosters en Latijns canoniek recht, georganiseerd door de Pauselijke Raad voor Wetgevende Teksten.
5. Magnum principiumEdit
Op 3 september 2017 vaardigde paus Franciscus het motu proprio Magnum principium uit, dat één canon (838) wijzigde om bisschoppelijke conferenties de bevoegdheid te geven over liturgische vertalingen.
6. Communis vitaEdit
Op 19 maart 2019 heeft paus Franciscus een apostolische brief doen uitgaan, gegeven motu proprio Communis vita. Deze stelt ipso facto het ontslag in van religieuzen die een vol jaar onwettig afwezig zijn uit hun religieus huis. Het vervangt canons 694 en 729 in hun geheel, met een vacatio legis van 10 april 2019.
7. Authenticum charismatisEdit
Op 1 november 2020 heeft paus Franciscus het motu proprio Authenticum charismatis uitgevaardigd waarbij canon 579 werd gewijzigd om tot uitdrukking te brengen dat diocesane bisschoppen van de Latijnse Kerk, om geldig te zijn, de voorafgaande toestemming van de Apostolische Stoel moeten ontvangen alvorens een decreet tot oprichting van een nieuw religieus instituut van diocesaan recht uit te vaardigen. De vacatio legis is 10 november 2020.
8. Spiritus DominiEdit
Het motu proprio Spiritus Domini werd op 11 januari 2021 vrijgegeven; het wijzigt het Wetboek van Canoniek Recht (canon 230 §1) om te stellen dat de ingestelde bedieningen van acoliet en lector openstaan voor “leken”, d.w.z. zowel mannen als vrouwen, in plaats van voorheen “lekenmannen”. Deze verandering, zegt Franciscus, erkent een “leerstellige ontwikkeling” die zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan.