Inleiding / Geschiedenis
De Atjeeërs leven op het noordelijkste puntje van het eiland Sumatra in de provincie Atjeh. Hun provinciehoofdstad Banda Atjeh was vroeger een tussenstop voor Zuidoost-Aziatische moslims die per schip naar Mekka reisden. Om deze reden wordt de stad soms “De Veranda van Mekka” genoemd. De Atjehers, ook bekend als de Akhir, A-Tsing en Urueng, vormen de meerderheid van de etnische groep in Atjeh. Zij staan in heel Indonesië bekend als vrome aanhangers van de Islam en zijn zeer trots op hun Moslim geloof. Hun leven wordt sterk beïnvloed door de islamitische wet en de provincie Atjeh heeft zelfs speciale autonomie om in bepaalde gevallen de islamitische wet toe te passen in plaats van de nationale Indonesische wet. De Aceh spreken hun eigen taal en de meesten spreken ook de Indonesische nationale taal. De Atjeh zijn een mengeling van vele rassen, wat zou kunnen verklaren waarom de Atjeh in sommige gebieden groter zijn dan de meeste Indonesiërs. De Atjeh vormen een meerderheid in de regio’s Atjeh Besar, Pidie, Noord-Ajeh en West-Ajeh; zij vormen een minderheid in Centraal- en Zuid-Ajeh.
Hoe ziet hun leven eruit?
De meeste Atjeeërs zijn boer of visser. Traditionele huizen in Atjeh bestaan uit een slaapkamer en een grote woonkamer, die ook kan dienen als keuken met een rechthoekige kleihaard gevuld met as. Deze huizen staan meestal op palen van twee meter hoog. Gezinnen gebruiken de ruimte onder het huis om koeien, schapen, geiten en kippen te houden, of om gereedschap en brandhout op te slaan. De vloer en de muren zijn gemaakt van bamboe of hout van kokospalmen. De daken zijn bedekt met dakpannen van klei of met riet van palmbladeren. De meeste nieuwe huizen die tegenwoordig gebouwd worden, zijn echter van cementblokken en mortel. Van oudsher droegen zowel mannen als vrouwen in Atjeh een sarong, een bescheiden en kleurrijke rok. De laatste jaren is er echter een tendens naar islamitische kleding. Het traditionele Atjehse wapen is de rencong, een sierlijk zwaard. Mannen dragen het in de sarong gevouwen als een van de accessoires bij hun ceremoniële kleding. Vrouwen runnen meestal het huishouden, terwijl mannen zich meestal niet bezighouden met huishoudelijke zaken, zoals de opvoeding van kinderen. Van alle kinderen, zelfs de jongste, wordt verwacht dat zij helpen met het gezinswerk. Nalatenschappen worden geregeld volgens de Islamitische wet, waarbij mannen een dubbel deel krijgen, maar huizen en land worden altijd doorgegeven aan de vrouwen.
Wat zijn hun overtuigingen?
De Atjeeërs zijn strenge soennitische moslims en hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van de islam in Indonesië en andere Zuidoost-Aziatische landen. Er wordt vaak gezegd: “Atjeh zijn is Moslim zijn”. De Atjeeërs hebben zich sterk en zelfs gewelddadig verzet tegen andere Atjeeërs die zich tot andere godsdiensten bekeerden. Omdat Atjeh de eerste provincie in Indonesië was waar de Shari’a-islamitische wet formeel werd ingesteld, trachten ook andere sterk islamitische provincies de Shari’a-wetgeving in te voeren. De wet verplicht alle vrouwen, ook niet-moslims, hoofdbedekking te dragen. Andere etnische groepen die in de provincie Atjeh wonen, mogen echter volgens hun eigen godsdienst godsdienstoefeningen houden. De orthodoxe islam gaat voor veel Atjeeërs gepaard met een animistisch geloof in geesten en diverse bijgeloven. Deze geloofsovertuigingen concentreren zich op het zoeken van bescherming door middel van magie door zowel goede als slechte geesten gunstig te stemmen of te beheersen.
Wat zijn hun behoeften?
In december 2004 werd Atjeh getroffen door een tsunami die veel gebieden verwoestte en 120.000 levens eiste. Alle getroffen gebieden, waaronder Banda Atjeh en Meulaboh, zijn voor het grootste deel Atjeh-gebieden. Verschillende niet-gouvernementele organisaties helpen nog steeds bij het herstel van Atjeh, maar de meeste zijn inmiddels vertrokken, maar Atjeh heeft nog steeds wederopbouw en rehabilitatie nodig.
Gebedspunten
* Schriftgebeden voor de Atjeeërs in Indonesië.