Het gebruik van de term “Bourgondiër” is ontstaan uit een vete tussen Jan II, hertog van Bourgondië en Lodewijk van Valois, hertog van Orléans. De laatste was de broer van koning Karel VI, de eerste was zijn neef. Toen de koning door waanzin niet meer in staat was te regeren, streden zij om de macht in een bittere twist. Het gerucht ging dat de hertog van Orléans en de Franse koningin Isabeau van Beieren een overspelige affaire hadden gehad. De aanhangers van de twee hertogen werden bekend als respectievelijk “Bourgondiërs” en “Orleanisten”.
Behalve in Bourgondië zelf, waren de aanhangers van de hertog bijzonder machtig in Parijs, waar met name het slagersgilde hem van harte steunde.
De partijdige strijd duurde het leven van deze twee mannen lang. Jan, hertog van Bourgondië, gaf in 1407 opdracht Lodewijk van Orléans te vermoorden. Bourgondische partizanen aan de universiteit van Parijs publiceerden een verhandeling waarin dit werd gerechtvaardigd als tirannicide, in de overtuiging dat de hertog van Orléans een complot had gesmeed om de koning te doden en zich de troon toe te eigenen. De leiding van zijn partij ging in naam over op zijn zoon, Karel, maar in feite op de schoonvader van de jonge hertog, Bernard VII, graaf van Armagnac. Bernard VII zou een verbond vormen tegen de Bourgondiërs in Gien, de Armagnac-partij. Beide partijen zochten de steun van het Koninkrijk Engeland. De Armagnacs door een verdrag met de Engelse koning Hendrik IV, om zijn militaire hulp te verzekeren; de Bourgondiërs door neutraal te blijven toen de Engelsen Normandië binnenvielen. Die neutraliteit leidde tot de inname van Orléans door de Engelsen bij Agincourt in 1415. Na de moord op Armagnac door een Bourgondische menigte in Parijs in 1418 kwam de leiding van de partij in handen van de jonge kroonprins, die zich in Bourges terugtrok.
Na 1418 beheerste Bourgondië dus zowel Parijs als de persoon van de koning. Het hele geschil bleek echter nadelig voor de oorlogsinspanningen tegen de Engelsen, omdat beide partijen zich meer richtten op het bestrijden van elkaar dan op het voorkomen dat de Engelsen Normandië veroverden. In 1419 onderhandelden de hertog en de kroonprins over een wapenstilstand, zodat beide partijen zich konden concentreren op de strijd tegen de Engelsen. In een volgende onderhandeling werd de hertog echter door de aanhangers van de dauphin vermoord als wraak voor de moord op Orléans twaalf jaar eerder.
Het leiderschap van de Bourgondische partij ging over op Filips III, hertog van Bourgondië. Hertog Filips sloot een bondgenootschap met Engeland. Door zijn invloed en die van de koningin Isabeau, die zich inmiddels bij de Bourgondische partij had aangesloten, werd de krankzinnige koning ertoe gebracht in 1420 het Verdrag van Troyes met Engeland te ondertekenen, waarbij Karel VI Hendrik V van Engeland als zijn erfgenaam erkende en zijn eigen zoon de kroonprins onterfde.
Toen Hendrik V en Karel VI binnen enkele maanden na elkaar stierven en Hendriks zoon Hendrik VI van Engeland erfgenaam werd van zowel Engeland als Frankrijk, bleven Filips de Goede en de Bourgondiërs de Engelsen steunen. Niettemin groeide er onenigheid tussen Filips en de Engelse regent, Jan, hertog van Bedford. Hoewel familiebanden tussen Bourgondië en Bedford (die met de zuster van de hertog was getrouwd) een regelrechte breuk tijdens Bedfords leven verhinderden. Bourgondië trok geleidelijk zijn steun aan de Engelsen in en probeerde tot overeenstemming te komen met de kroonprins, inmiddels Karel VII van Frankrijk. De twee partijen verzoenden zich uiteindelijk op het Congres van Arras in 1435, wat resulteerde in een verdrag dat de Franse koning in staat stelde eindelijk naar zijn hoofdstad terug te keren.