Inleiding: Er wordt verondersteld dat piloten met een afwijkend kleurenzicht die slagen voor de Farnsworth lantaarntest luchtvaartsignaallichten kunnen onderscheiden, waaronder de rode en witte lichten van de Precision Approach Path Indicator (PAPI). Het onderzoek naar de crash van FedEx vlucht 1478 op de luchthaven van Tallahassee in 2002 doet twijfels rijzen over deze veronderstelling. Het onderzoek wees uit dat de piloot moeite had om de PAPI-signalen te onderscheiden vanwege zijn gebrekkige kleurenvisie (DCV), ook al had hij de Farnsworth lantaarn gepasseerd. In dit artikel wordt verslag gedaan van het vermogen van proefpersonen met DCV die de Farnsworth lantaarn passeren om de kleuren van PAPI-signalen te onderscheiden.
Methoden: Onder een goed zicht en een marginaal zicht conditie, noemden 52 proefpersonen met DCV en 52 met normaal kleurenzicht (NCV) de kleuren van gesimuleerde PAPI-signaallichten die in het donker werden waargenomen. De proefpersonen werden getest met de Farnsworth lantaarn en een uitgebreide batterij van andere kleurenwaarnemingstests.
Resultaten: De 10 DCV proefpersonen die slaagden voor de Farnsworth lantaarn maakten significant meer fouten bij het benoemen van PAPI signalen dan de NCV proefpersonen en 80% maakte meer fouten dan de slechtst presterende NCV proefpersoon. Sommigen verwarden de rode en witte signalen in meer dan 10% van de gevallen.
Conclusies: Het slagen voor de Farnsworth lantaarn test garandeert niet dat DCV piloten PAPI signaalkleuren kunnen onderscheiden. Het criterium voor het slagen voor de lantaarnproef moet strenger worden gemaakt. Bovendien kan het ontwerp van PAPI-signalen worden verbeterd door een betere keuze van de witte kleur en door te voorzien in een redundante niet-kleurige cue.
Trefwoorden: abnormale kleurwaarneming, norm voor kleurwaarneming in de luchtvaart, luchtvaartseinlichten, kleurwaarnemingstests, PAPI.