B. F. Skinner, de belangrijkste gedragspsycholoog van de 20e eeuw, heeft gedurende zijn carrière veel inzichten bijgedragen aan het begrijpen van dierlijk en menselijk gedrag. Maar één “experiment” dat aan hem wordt toegeschreven, behoort tot het meest controversiële van al zijn werk. Het betrof zijn tweede dochter Deborah, die hij beschuldigde te hebben gebruikt voor een van zijn psychologische experimenten. Gedurende Skinner’s leven werd hij stelselmatig beschuldigd van dit incident en hij deed vele pogingen om de zaak recht te zetten. Hier is het echte verhaal.
Skinner begon zijn carrière in de dertiger jaren en is het meest bekend om de operant kamer, meer algemeen aangeduid als de “Skinner box”. Het was een klein laboratoriumapparaat dat werd gebruikt om de resultaten van operante-conditioneringsexperimenten met dieren uit te voeren en te registreren. Bij deze experimenten moest een dier een voorwerp, zoals een hefboom, manipuleren om een beloning te krijgen.
Toen Skinner’s tweede dochter, Deborah, in 1944 werd geboren, bouwde Skinner (die toen in Minnesota woonde) een alternatief soort wiegje voor haar, dat zoiets was als een grote versie van een couveuse in een ziekenhuis. Het was een hoge doos met een deur aan de onderkant en een glazen raam aan de voorkant. Deze “baby tender”, zoals Skinner het noemde, gaf Deborah een plaats om te slapen en behaaglijk warm te blijven tijdens de strenge winters in Minnesota, zonder dat zij in vele lagen kleding en dekens gewikkeld hoefde te zijn. Deborah sliep in haar nieuwe wieg tot ze twee en een half jaar oud was, en groeide op als een gelukkig, gezond, bloeiend kind.
Skinner vond de baby tender niet uit als een laboratorium experiment maar als een arbeidsbesparend apparaat. Omdat hij was uitgerust met gefilterde en bevochtigde lucht, liep Deborah minder risico op infecties via de lucht. De geluidswerende wanden zorgden voor een betere slaap en de warme lucht die voortdurend door de wieg circuleerde zorgde ervoor dat het kind alleen een luier kon dragen om naar bed te gaan. Er was ook een kap die kon worden dichtgetrokken om het licht buiten het wiegje te houden terwijl de baby sliep.
Skinner beweerde dat zijn uitvinding op dezelfde manier werd gebruikt als een traditioneel wiegje.
Deborah werd gedurende de dag voor korte periodes uit het wiegje gehaald zodat ze kon eten en contact kon hebben met haar oudere zus, Julie, en haar ouders. Vrienden en buurkinderen die het huis bezochten, konden het jonge kind in haar afgesloten wiegje bekijken, terwijl ze in een kiemvrije omgeving verbleef.
De problemen begonnen in oktober 1945, toen Skinner een artikel over de babymals instuurde naar het populaire tijdschrift Ladies Home Journal. Het artikel bevatte een foto van Deborah in een draagbare (en dus kleinere) versie van de box, haar handen tegen het glas gedrukt en de kop luidde: “Baby in een doos.” Mensen die het artikel niet aandachtig lazen, of die slechts een blik op de foto wierpen of het artikel van iemand anders hoorden, hadden de neiging de baby tender te verwarren met een Skinner box, ook al werd in het artikel duidelijk uitgelegd dat de baby tender iets heel anders was.
Niettemin trokken veel mensen de conclusie dat Skinner zijn dochter opvoedde in een benauwde box, uitgerust met bellen en etensbakjes. Het werd door velen gezien als gewoon weer een van Skinner’s psychologische experimenten die de bekrachtiging van beloning en straf meten. Verontwaardigde lezers van het tijdschrift schreven brieven waarin zij protesteerden tegen dergelijk gedrag en brachten een stortvloed van geruchten op gang die Skinner tijdens zijn leven nooit helemaal de wereld uit heeft kunnen helpen.
In de loop der jaren vervaagden de details over Skinner’s baby tender, die zonder succes op de markt was gebracht onder de naam “Aircrib”, enigszins. Maar in het midden van de zestiger jaren, rond de tijd dat Deborah 21 werd, dook het gerucht weer op, ditmaal dat Deborah psychotisch was geworden en haar vader aanklaagde. Sommige berichten beweerden dat zij zelfmoord had gepleegd.
De waarheid van dit verhaal is dat Deborah Skinner (nu Deborah Skinner Buzan) opgroeide met een heel normaal leven en dicht bij haar vader bleef toen hij nog leefde. Zij woont en werkt in Londen als kunstenares sinds het midden van de jaren zeventig. Zij is niet psychologisch getekend als gevolg van haar gebruik van de baby tender. Zij beweert dat de meeste kritiek op de doos afkomstig is van mensen die niet begrijpen wat het was.
wanneer zij hun streefgewicht bereiken. Zo is elke storting van geld een positieve bekrachtiger voor het voortzetten van het gedrag.
Systematische desensibilisatie Operant-conditioneringstechnieken zijn ook aan het werk bij het helpen van mensen met aanzienlijke angsten en angst om effectiever te leren leven. Een proces dat systematische desensibilisatie wordt genoemd, wordt gebruikt om de angst of bezorgdheid te overwinnen die met een bepaalde stimulus wordt geassocieerd. Het uitgangspunt achter systematische desensitisatie is dat als een angst is aangeleerd of geconditioneerd, deze vervolgens kan worden afgeleerd door het proces van extinctie of door het gedrag niet te versterken. De persoon die deze behandeling ondergaat, wordt gevraagd zich de angst veroorzakende situatie voor te stellen of de confrontatie met de echte situatie stapsgewijs aan te gaan, terwijl positieve bekrachtiging wordt gegeven om te helpen de perceptie van controle over de stimulus tot stand te brengen. Soms gaat relaxatietraining gepaard met het gebruik van systematische desensitisatie wanneer de angstopwekkende stimuli aanwezig zijn. Het helpt de waarschijnlijkheid van een ontspannen reactie op de gevreesde stimulus te vergroten. Deze gedragsbeïnvloedende behandeling is zeer succesvol in het uitdoven van de prikkel die de angst of vrees opwekt.
Andere toepassingen Gedragsbeïnvloedende technieken worden ook gebruikt om mensen te helpen met een grote verscheidenheid aan alledaagse gedragsproblemen, waaronder die met verslavend gedrag, agressie, aandachtstekortstoornis, tiener delinquentie, en leerstoornissen, onder anderen. Deze methoden zijn met succes gebruikt in scholen, gevangenissen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, op het werk en in vele andere omgevingen. Gedragsmodificatie is zo populair geworden omdat is aangetoond dat het zeer effectief is in verschillende situaties en het geeft de persoon die de technieken gebruikt de kracht om ongewenst gedrag te veranderen. Hoewel Skinner gedragsverandering zou toeschrijven aan omgevingsversterkingen in iemands leven waar een persoon slechts beperkte controle over heeft, zorgen moderne aanpassingen van gedragsmodificatie voor de perceptie van controle bij de persoon die de gedragsverandering probeert door te voeren.