De drie voetafdrukken werden in 1995 gevonden door geoloog David Roberts van de Raad voor Geowetenschappen en bekendgemaakt op een persconferentie met paleoantropoloog Lee R. Berger van de Universiteit van de Witwatersrand in Johannesburg, Zuid-Afrika, bij de National Geographic Society in Washington, D.C.. De ontdekking werd gedocumenteerd in het augustus 1997 nummer van de South African Journal of Science.
Berger en Roberts zeggen dat de afdrukken werden gemaakt op een steile zandduin tijdens een onstuimige regenbui. De vindplaats ligt in het zuidwesten van Zuid-Afrika, ongeveer 100 kilometer ten noordwesten van Kaapstad, in het West Coast National Park. Ze werden gevonden in een richel van zandsteen aan de rand van Langebaan Lagoon nabij de Atlantische kust. De bewaarde afdrukken werden ter bescherming overgebracht naar het Zuid-Afrikaans Museum in Kaapstad en aan de kust van Langebaan werd een betonnen replica aangebracht.
De maker van de voetafdrukken leefde in de tijd van het ontstaan van de moderne Homo sapiens, oftewel mensen die anatomisch gelijkenis vertonen met de vandaag levende mens. De voetafdrukken zijn 22 cm lang en hebben ongeveer de maat van een schoenmaat 7½ van een hedendaagse (Amerikaanse) vrouw (Britse maat 6, continentale Europese maat 39½). In één voetafdruk zijn de grote teen, de bal, de boog en de hiel duidelijk te onderscheiden. Roberts denkt dat de afdrukken toebehoorden aan een oude vrouw van ongeveer 1,5 meter lang. Hij zei dat de vrouw die deze voetafdrukken maakte, zou lijken op een hedendaagse vrouw.
Er zijn minder dan drie dozijn hominide fossielen gevonden uit de periode 100.000 tot 200.000 jaar geleden. Berger zei: “Deze voetafdrukken zijn sporen van de vroegste moderne mensen.” Roberts legde verder uit dat droog zand over de natte voetafdrukken waaide en de afdrukken opvulde. Uiteindelijk werden ze begraven tot een diepte van ongeveer 9 meter. Het zand en de bijbehorende geplette zeeschelpen verhardden als cement tot sedimentgesteente en beschermden de voetafdrukken.
Het team vond later geassocieerd bewijs van het gebruik van stenen werktuigen (een kern, schrapers, snijbladen, en een speerpunt) in hetzelfde gebied waarvan wordt aangenomen dat ze uit dezelfde periode stammen. Er waren ook bewijzen van het gebruik van oker, wat leidt tot de intrigerende mogelijkheid dat de ‘Eva’ van 117.000 jaar geleden het kleurrijke poeder zou kunnen hebben gedragen.