Samenvatting
Metternichs reactionaire Congresstelsel begon eind jaren 1820 en begin jaren 1830 te mislukken. In Griekenland drongen nationalisten aan op onafhankelijkheid van Turkije. Metternich had deze beweging graag de kop ingedrukt, maar tsaar Nicolaas I steunde de Griekse beweging in de hoop de Russische invloed in de regio te vergroten. Groot-Brittannië en Frankrijk, die hoopten de Russische expansie op de Balkan een halt toe te roepen, besloten mee te doen. Het resultaat was een Engels-Frans-Russische zeemacht die de Turkse vloot in 1827 verpletterde. In 1829 werd een onafhankelijk Griekenland internationaal erkend. Naast de Grieken werden ook verschillende Balkanstaten onafhankelijk en brak Egypte uit het Ottomaanse bewind. De stabiliteit in Europa waar Metternich zich zo voor had ingespannen, begon af te brokkelen.
Het zou snel erger worden. In Frankrijk regeerde de reactionaire Charles X sinds hij in 1824 de troon besteeg. Het reactionaire beleid van Karel X werkte een groot deel van de Franse bevolking tegen, die gewend was aan liberale en republikeinse hervormingen. Karel beschouwde zichzelf als goddelijk aangesteld om de “oude gebruiken” te herstellen, en gaf daarom meer macht aan de aristocraten en de katholieke geestelijkheid. Toen de Franse Kamer van Afgevaardigden zich tegen deze veranderingen verzette, ontbond Karel hen door in 1830 de vier “juli-ordonnanties” uit te vaardigen. Ten eerste ontbond hij de Kamer van Afgevaardigden. Ten tweede censureerde hij de pers. Ten derde ontnam hij de bourgeoisie het kiesrecht. Ten vierde riep hij op tot nieuwe verkiezingen, waarbij de bourgeoisie niet langer mocht stemmen. Karels optreden wekte de woede op van de voorstanders van het republikanisme. De bourgeoisie en radicale republikeinen uit de lagere klassen gingen in de juli-revolutie snel de straat op in Parijs, waar ze rellen uitbraken en barricades opwierpen om de militairen tegen te houden en een eind te maken aan het verkeer en de handel. Charles X deed al snel afstand van de troon en de burgerlijke leiders van de rebellie gingen snel over tot het installeren van een constitutionele monarchie. De revolutionaire leiders brachten de hertog van Orléans, bekend als Louis Philippe, binnen. Hij aanvaardde de constitutionele monarchie en het principe van de juli-revolutie, en veranderde zelfs de officiële vlag van Frankrijk in de republikeinse driekleur.
De juli-revolutie golfde door Europa en bracht ook in België en Polen revoluties op gang. De Belgische revolutie was in wezen succesvol. Het land kreeg zelfbestuur zolang het een neutrale staat bleef, en de andere mogendheden stemden ermee in het niet binnen te vallen. Naar het voorbeeld van de succesvolle revoluties in België en Frankrijk besloten ook Poolse nationalisten in 1830 in opstand te komen. Tsaar Nicolaas verpletterde de Poolse opstand snel.
In Groot-Brittannië gaf de Tory Party blijk van een toenemende gevoeligheid voor de middenklasse. Minister van Buitenlandse Zaken George Canning en Robert Peel werden meer “liberale” Tories, die probeerden de middenklasse tevreden te stellen door Laissez Faire-wetten aan te nemen, een meer seculiere staat te creëren en zelfs een politiemacht op te richten. Er bleven echter problemen. Het meest kritiek waren de Corn Laws, die naar de smaak van de fabrikanten te hoog bleven, en de Rotten Boroughs, die Zuid-Engeland veel meer politieke vertegenwoordiging gaven dan het verdiende, terwijl dichtbevolkte industriesteden als Manchester werden verwaarloosd. In de jaren 1830 kwam er een hervormingsvoorstel om deze problemen te verhelpen, maar dat werd door minister-president Wellington verworpen. Wellington’s actie leidde tot rellen. Het parlement besefte dat het de wet moest aannemen, wat met tegenzin gebeurde in 1832. De hervormingswet van 1832 vereenvoudigde het stemmen, hoewel er een bezitsvereiste bleef bestaan, en schafte de kleinere boroughs af en gaf hun zetels aan de grote industriesteden zoals Manchester.
Als gevolg van de herverdeling van de Britse politieke macht die door de hervormingswet van 1832 tot stand kwam, vonden verschillende hervormingen plaats, te beginnen in 1833 met een Factory Act die kinderarbeid aan banden legde. In 1847 werd een Ten Hours Act aangenomen, die het aantal uren dat vrouwen en kinderen per dag mochten werken, beperkte.