European Society for Pediatric Gastroenterology, Hepatology, and Nutrition richtlijnen voor de diagnose van coeliakie

Doelstelling: Diagnostische criteria voor coeliakie (CD) van de European Society for Paediatric Gastroenterology, Hepatology, and Nutrition (ESPGHAN) werden in 1990 gepubliceerd. Sindsdien is het auto-antigeen bij CD, weefseltransglutaminase, geïdentificeerd; de perceptie van CD is veranderd van die van een tamelijk ongewone enteropathie in een veel voorkomende multiorganaire ziekte die sterk afhankelijk is van de haplotypen humaan leukocytenantigeen (HLA)-DQ2 en HLA-DQ8; en CD-specifieke antilichaamtesten zijn verbeterd.

Methoden: Een panel van 17 deskundigen definieerde CD en ontwikkelde nieuwe diagnostische criteria op basis van het Delphi-proces. Twee groepen patiënten werden gedefinieerd met verschillende diagnostische benaderingen om CD te diagnosticeren: kinderen met symptomen die wijzen op CD (groep 1) en asymptomatische kinderen met een verhoogd risico op CD (groep 2). Het rapport van 2004 van de National Institutes of Health/Agency for Healthcare Research and Quality en een systematisch literatuuronderzoek naar antistoftesten voor CD bij pediatrische patiënten over de jaren 2004 tot 2009 vormden de basis voor de op bewijsmateriaal gebaseerde aanbevelingen voor CD-specifieke antistoftesten.

Resultaten: In groep 1 is de diagnose CD gebaseerd op symptomen, positieve serologie, en histologie die consistent is met CD. Indien immunoglobuline A anti-tissue transglutaminase type 2 antilichaamtiters hoog zijn (>10 maal de bovengrens van normaal), dan is de optie om de diagnose CD te stellen zonder duodenale biopsie door toepassing van een strikt protocol met verdere laboratoriumtesten. In groep 2 is de diagnose CD gebaseerd op positieve serologie en histologie. HLA-DQ2 en HLA-DQ8 testen zijn waardevol omdat CD onwaarschijnlijk is als beide haplotypen negatief zijn.

Conclusies: Het doel van de nieuwe richtlijnen was om een hoge diagnostische nauwkeurigheid te bereiken en de belasting voor patiënten en hun families te verminderen. De prestaties van deze richtlijnen in de klinische praktijk moeten prospectief worden geëvalueerd.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.