Tijdens de procedure meet de verpleegkundige de lengte van de neus of mond van uw baby tot de buik. De verpleegster markeert dan de buis, zodat deze precies de juiste lengte voor uw baby heeft. Daarna smeert ze het uiteinde in met steriel water of smeergel op waterbasis. Vervolgens brengt ze de buis heel voorzichtig in de mond of neus van uw kind. Soms wordt het slangetje door een arts ingebracht, maar meestal wordt dit door een verpleegster aan het bed gedaan.
Nadat de tube is geplaatst, controleert de verpleegkundige of de tube goed is geplaatst door een klein beetje lucht in de tube te brengen en te luisteren of de inhoud in de maag komt. Dit geeft aan dat de tube correct is geplaatst. De nauwkeurigste manier om te testen of de tube op de juiste plaats zit, zonder een röntgenfoto te maken, is wat vloeistof uit de maag van uw baby te halen en de pH-waarde te testen met een eenvoudige teststrip. Zo weet u zeker dat het buisje in de maag is gekomen en niet in de longen.
Wanneer de tube is ingebracht, wordt hij aan de neus of mond vastgeplakt zodat hij op zijn plaats blijft. Als uw kind een gevoelige huid of een huidaandoening heeft, kan de arts een pectinebarrière, of pasta, gebruiken om ervoor te zorgen dat de huid niet scheurt wanneer de tape wordt verwijderd. Er zijn ook hulpmiddelen die de tube inwendig vastzetten met kleefband dat achter het neusbeen langs gaat. Om de juiste plaatsing te bevestigen, kan uw arts een röntgenfoto van de buik van uw kind laten maken om te controleren of de tube in de maag zit.
Nadat de tube goed op zijn plaats zit, krijgt de zuigeling flesvoeding, moedermelk of medicijnen toegediend door injectie met een spuitje of via een infuuspomp. U kunt uw baby vasthouden terwijl de vloeistof langzaam door de voedingssonde stroomt.
Als de voeding klaar is, sluit de arts de slang af of verwijdert deze. U moet ervoor zorgen dat uw baby rechtop of schuin blijft liggen om te voorkomen dat de voeding wordt opgebraakt.