Francisco Gómez de Quevedo y Villegas, (geboren 17 sept. 1580, Madrid, Spanje-gestorven 8 sept. 8 sept. 1645, Villanueva de los Infantes), dichter en meester-satiricus van Spanje’s Gouden Eeuw, die als taalvirtuoos ongeëvenaard is in de Spaanse literatuur.
Quevedo werd geboren in een familie van rijkdom en aanzien. Hij studeerde van 1596 tot 1606 aan de universiteiten van Alcalá en Valladolid, was meerdere talen machtig en had zich op 23-jarige leeftijd al als dichter en geestigaard onderscheiden. Zijn oudere tijdgenoten, Miguel de Cervantes en Lope de Vega, spraken beiden hun waardering uit voor zijn poëzie, maar Quevedo was meer geïnteresseerd in een politieke carrière. In 1613 werd hij raadgever van de hertog van Osuna, onderkoning van Sicilië en later van Napels, die hij zeven jaar lang met onderscheiding diende. Toen Filips IV van Spanje aantrad, raakte Osuna uit de gratie en werd Quevedo onder huisarrest geplaatst. Daarna weigerde hij politieke functies en wijdde hij zich aan het schrijven. Hij produceerde een gestage stroom satirische verzen en proza, gericht op de dwaasheden van zijn tijdgenoten. In 1639 werd hij opnieuw gearresteerd, vermoedelijk voor een satirisch gedicht, en werd hij opgesloten in een klooster. In 1643 werd hij vrijgelaten, maar zijn gezondheid liet hem in de steek. Kort daarna stierf hij.
Quevedo onthult zijn complexe persoonlijkheid in de extreme variëteit van toon in zijn werken, variërend van obsceen tot vroom. Zijn geleerdheid en brede cultuur dwongen hem tot het schrijven van werken met een hoge morele ernst, verhandelingen over de Stoïcijnse filosofie, en vertalingen van Epictetus en Seneca, maar hij geeft er blijk van even vertrouwd te zijn met het lage leven en het geklaag van de onderwereld.
Het grootste deel van zijn satirische geschriften waren gericht tegen specifieke misstanden van die tijd en zijn niet langer van belang, maar hij wordt herinnerd om zijn picareske roman La vida del buscón (1626; “Het leven van een schurk”), die de avonturen beschrijft van “Paul de scherper” in een grotesk vervormde wereld van dieven, oplichters, en bedriegers. Quevedo’s Sueños (1627; Dromen), fantasieën over hel en dood, geschreven met tussenpozen van 1606 tot 1622, laat zijn ontwikkeling zien als meester van de toen nieuwe barokke stijl conceptismo, een gecompliceerde vorm van expressie die afhankelijk is van woordspelingen en uitgebreide verzinsels. Een bloemlezing van zijn gedichten in Engelse vertaling werd gepubliceerd in 1969.