Begin.
Hoewel de Fujiwara geleidelijk aan de macht kwam, was de stichting ervan in de 7e eeuw een voorbode van haar toekomstige rol en belang. De stichter, Nakatomi Kamatari (zie Fujiwara Kamatari), was in zijn tijd reeds de feitelijke heerser van het land, want hij was het, samen met de troonopvolger, die eerder een machtige rivaal van het keizerlijke huis ten val had gebracht en met succes. Het was dus aan Kamatari dat een dankbare vorst, die daardoor de troon kon bestijgen als keizer Tenji, de regeringszaken toevertrouwde. In het jaar van Kamatari’s dood gaf de keizer hem de nieuwe familienaam Fujiwara (“Wisteria Arbour”), ter herinnering aan de plaats waar de twee hadden samengespannen om hun gemeenschappelijke rivaal te verdrijven.
Fuhito (zie Fujiwara Fuhito), Kamatari’s zoon, was de eerste die de nieuwe naam gebruikte. En hij was het die, door het huwelijk van een dochter met keizer Shōmu te arrangeren, het beleid startte om zijn eigen familie aan de keizerlijke familie te verbinden. Fuhito’s vier zonen stichtten elk een tak van de familie, waarvan de Hokke, of Noordelijke Tak, de invloedrijkste zou worden.
Maar pas in de tweede helft van de 9e eeuw begon de macht van de Fujiwara voelbaar te worden. Yoshifusa (zie Fujiwara Yoshifusa), die schoonvader was van de regerende vorst en grootvader van de troonopvolger, slaagde er bij de dood van de keizer in de troonopvolger op negenjarige leeftijd tot keizer Seiwa te laten verheffen. Yoshifusa liet zich vervolgens tot regent benoemen – de eerste keer in de Japanse geschiedenis dat een persoon van niet-koninklijke bloede in deze functie werd benoemd. Dit leidde tot de gewoonte van de Fujiwara om keizers over te halen op relatief jonge leeftijd af te treden en om kind-keizers op de troon te zetten, voor wie de Fujiwara als regent optrad. In de volgende twee eeuwen waren er acht van dergelijke troonsafstanden en zeven kinderkeizers.