Geschiedenis van de Tudeh-partij van Iran
De geboorte van de communistische beweging in Iran
Met de groei van de industrie, en daarmee de ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, vond de marxistische ideologie haar weg naar Iran. Het sociale en politieke toneel van dat tijdperk kan worden samengevat als de periode van historische transformatie van de Iraanse maatschappij van feodalisme naar kapitalisme.
Tegen de eeuwwisseling ontwikkelden de anti-despotistische acties zich dramatisch, en een steeds groter aantal mensen nam deel aan de revolutionaire strijd. Ondergrondse politieke organisaties werden gevormd in de grote steden van Iran, om de massa’s te mobiliseren en te leiden, met name in Tabriz, Teheran en Isfahan. Een van hen was een politieke groepering die in 1898 werd opgericht door Ali Monsieur, een voortreffelijke intellectueel uit Tabriz. Deze organisatie werd later een van de sterke centra van de anti-despotische strijd. De sociaal-democratie werd het eerst naar het land gebracht door de Iraanse arbeiders die naar de Kaukasus (Ghafghaz) en de Aziatische landen van Rusland reisden voor seizoensarbeid, vooral in de olie-industrie van Bakoe (meer dan de helft van de arbeiders in de olievelden van Bakoe waren Iraniërs). Het was uit deze arbeiders dat grote Iraanse revolutionairen als Heidar Amou Oghly (een van de leiders van de Constitutionele Revolutie, en de algemeen secretaris van de Communistische Partij van Iran) werden grootgebracht. Om revolutionaire sociaal-democratische activiteiten te organiseren onder de bevolking van Azarbaijan en andere Iraniërs, werd in 1904 in Bakoe een politieke groepering opgericht met de naam “Hemmat” (Aspiratie).
In hetzelfde jaar werden folders en pamfletten, uitgegeven door de Bakoe-, Tbilisi- en Tabriz-afdelingen van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij van Rusland (bolsjewieken), door Ali Monsieur verspreid, niet alleen in Azarbajdzjan en andere gebieden van Iran, maar ook, na vertaling in het Arabisch, in de Iraakse steden Bagdad en Kazemein. Tussen 1901 en 1902 werd het centrale orgaan van de partij van de bolsjewieken, Iskra, vanuit Berlijn via Tabriz naar Bakoe gezonden. De operatie werd georganiseerd door Lenin zelf en Kropskaja. De groep “Hemmat” vertaalde voor het eerst de term “sociaal-democratie” in het Perzisch, om hem begrijpelijker te maken voor het Iraanse volk, dat de Europese talen niet machtig was.
Teruggekeerd uit Rusland, organiseerde Heidar Amou Oghly in 1904, samen met enkele van zijn kameraden, de eerste cellen van de revolutionaire sociaal-democraten van Iran in Mashhad. Een jaar later, aan de vooravond van de constitutionele revolutie, werd op een bijeenkomst in Mashhad het eerste officiële document van de sociaal-democratische beweging in Iran aangenomen. Na de overwinning van de Russische Revolutie in februari 1917 en de omverwerping van het tsaristische regime vonden de Iraanse revolutionairen die naar Rusland waren geëmigreerd de gelegenheid om zich openlijk te organiseren, hun activiteiten uit te breiden en hun kantoren op te richten. In mei 1917 werd de Iraanse Sociaal-Democratische Partij Edalat (Gerechtigheid) officieel opgericht, en publiceerde haar programma in twee talen, Perzisch en Azari, in Bakoe.
De val van de bourgeois regering van Rusland, leidde tot een nog grotere kans voor de Iraniërs die in dat land woonden, om hun politiek-sociale activiteiten uit te breiden, en hun partij op te richten.
In Gilan (Noord-Iran), voerden sociaal-democraten, samen met revolutionaire intellectuelen en boeren, een verenigde opstand uit. Tegen deze achtergrond werd in juni 1920 in Bandar-e Anzali (een Noord-Iraanse havenstad) het eerste congres van de Iraanse sociaal-democraten bijeengeroepen en werd officieel de Communistische Partij van Iran opgericht. Heidar Amou Oghly werd gekozen tot de leider van de Communistische Partij van Iran.
De Britse regering, die de Communistische Partij van Iran wilde verslaan, drong de beweging binnen en bereidde door misleiding van een aantal van haar leiders een zorgvuldig gepland complot voor. Met Mirza Kouchak Khan als werktuig vermoordde zij Heidar Amou Oghly en een aantal andere leidende figuren van de Communistische Partij van Iran en gaf opdracht tot een aanval op de partijorganisaties in Rasht en Bandar-e Anzali (twee grote steden van Gilan). Terzelfder tijd stuurde de centrale regering, die op een gelegenheid wachtte, haar troepen naar Gilan om het verzet te breken. Dit betekende het einde van de openlijke activiteit van de Communistische Partij van Iran en dwong haar opnieuw ondergronds te gaan.
De Communistische Partij van Iran hielp bij de oprichting van de Bond van Oliearbeiders in 1925, toen Reza Sjah aan de macht kwam en werd twee jaar later, onder toenemende druk van de politie, gedwongen de vakbond ondergronds te brengen. Vrouwen- en jongerenorganisaties werden opgericht als gevolg van de activiteiten van Iraanse communisten. In 1923 werd “Peyk-e Saadat-e Nesvan” (boodschapper van de welvaart van de vrouw) opgericht en in 1926 werd de vrouwengroep “Bidarye Ma” (Ons Ontwaken) opgericht. Met de bedoeling een einde te maken aan de groei van deze bewegingen in het land, voerde Reza Shah de onderdrukking op en keurde in 1929 een wetsvoorstel door het Iraanse parlement goed, waarbij alle communistische activiteiten in Iran werden verboden. Deze jaren worden ook gekenmerkt door het verschijnen van Dr. Taghi Arani in de leiding van de Communistische Partij van Iran. De nieuwe partijleiding, die ernaar streefde de gelederen van de organisatie te verenigen, lanceerde begin 1932 een theoretisch tijdschrift, Donya (de wereld) genaamd. Een jaar later, bij besluit van het Centraal Comité van de partij, werd Donya het officiële orgaan van de Communistische Partij van Iran.
In 1936 slaagde de politie van Reza Shah erin Dr. Arani en een groep van zijn medewerkers, bekend als de groep van 53, gevangen te nemen. Pas twee jaar later werd het regime onder druk van de publieke opinie gedwongen de gevangengenomen communisten te berechten. Het proces keerde zich in feite tegen het regime zelf. In een historische, 6 uur durende verdediging stelde Dr. Arani niet alleen openlijk het regime van Reza Shah aan de kaak maar verdedigde hij ook de principes van het socialisme. Dr. Arani werd later in de gevangenis vermoord.
De oprichting van de Tudeh Partij van Iran
Reza Sjah sloot een geheim verbond met Nazi Duitsland. Op 25 augustus 1941 trokken de Geallieerden dan ook Iraans grondgebied binnen. Het noorden van Iran werd bezet door de Sovjet-Unie en het zuiden door Britse en Amerikaanse troepen. Reza Shah werd gedwongen in ballingschap te gaan en de Britten slaagden erin zijn zoon, Mohammad Reza Shah, aan de macht te brengen. Profiterend van het vacuüm dat na de gebeurtenissen van augustus ontstond, werd in september 1941 de Tudeh-partij van Iran opgericht om het werk van de verboden Communistische Partij van Iran voort te zetten onder voorwaarden van open activiteit. Na de ineenstorting van het regime van Reza Sjah, onder de nieuwe omstandigheden, werd een grote groep politieke gevangenen vrijgelaten. Daartoe behoorde ook de groep van Dr. Arani (bekend als de Groep van 53) die de communistische ideologie aanhing. De eerste stenen van de Tudeh-partij van Iran werden gelegd door deze communisten. Op 29 september 1941 werd in Teheran het oprichtingscongres van de TPI gehouden onder voorzitterschap van Soleiman Mohsen Eskandari. Later werd de Tudeh Partij van Iran een belangrijke en invloedrijke politieke kracht.
In 1942 slaagde de partij erin erkenning te krijgen en lanceerde haar centrale orgaan “Siasat” (Politiek). De gelederen van de Partij groeiden. In korte tijd werden in veel industriële centra partijcellen en vakbondsorganisaties opgericht. Binnen een jaar had de partij in vele provincies uitgebreide organisaties opgericht. Er werden districtsorganisaties opgericht in Azarbaijan, Isfahan, Gilan, Mazandaran en Khorasan. De belangrijkste partijorganisatie bevond zich in Teheran, waar in oktober 1942 een eerste conferentie werd gehouden met 120 deelnemers. De conferentie besloot de krant “Siasat”, die was opgeheven nadat de redacteur ervan uit de Partij was gezet, te vervangen door de krant “Rahbar” (Leider) als centraal orgaan van de Partij.
In 1944 besloot de Partij, na een evaluatie van haar kracht, mee te doen aan de verkiezingen voor het 14e parlement. Acht van de kandidaten van de Partij werden in het Parlement gekozen en vormden de Tudeh-fractie.
Op dat moment bedroeg het totale officiële ledental van de Partij 25.000. Het was daarom een prioriteit van de Partij een congres bijeen te roepen om haar structuur te reorganiseren. Het eerste congres van de Partij werd op 1 augustus 1945 geopend in de Centrale Club van de Partij met de deelname van 164 afgevaardigden.
Pagina 2 |