Door Roderick Johnson, 35, zoals verteld aan Tyler Cabot
Nadat ik naar de Allred-gevangenis in Texas was gekomen, eiste Bret Ramos mij op als zijn eigen. Hij vertelde me dat ik twee keuzes had: Ik kon me onderwerpen, of ik kon sterven. Zo begon mijn leven als een gevangenis seksslavin.
Ramos verkrachtte me één, twee, soms drie keer per dag. Dan dwong hij me zijn cel schoon te maken, zijn bed op te maken, of eten voor hem te koken. Uiteindelijk eiste hij dat ik seks zou hebben met zijn vrienden, die mij “Coco” gingen noemen. Toen een andere seksslavin een pak slaag kreeg voor het weigeren van seks, zei hij dat hetzelfde met mij zou gebeuren als ik niet meewerkte.
Toen ik eindelijk werd overgeplaatst naar een ander cellenblok, kreeg ik van Cliff Brown te horen dat hij en zijn bende mij hadden “gekocht”. Dat is wanneer de prostitutie escaleerde. Ze lieten me seks hebben met tientallen andere gevangenen – blanke bendes, Mexicaanse bendes, zwarte bendes. Soms was het anaal. Soms oraal. Soms allebei. Ze deden het in de cel, onder de douche, op de trap. De gangbare prijs was vijf of tien dollar per neukbeurt. Uiteindelijk werd ik overgeplaatst naar een ander gebouw. Daar wachtte La Brigada op me. In het volgende gebouw waren het de Akin Soldiers. Dan de Ivory Kings.
Ik smeekte de bewakers, de directeur, en de indelingscommissie keer op keer om me veilig te houden. Elke keer werd ik met dovemansoren ontvangen en uitgelachen. Ze zeiden me dat omdat ik homoseksueel was, het niet uitmaakte. Ze zeiden dat ik moest “vechten of neuken.” De verkrachting ging door. De prostitutie ging door. En daarmee, groeide mijn schaamte en groeide. Uiteindelijk kon ik de constante vernedering niet meer aan. Ik had zelfmoordneigingen.
Ten slotte schreef ik de ACLU en vertelde hen dat ik zelfmoord wilde plegen. Ze vlogen naar de gevangenis en namen contact op met de gevangenisdirecteur. En voor de eerste keer sinds mijn beproeving achttien maanden eerder begon, werd ik in bewaring gesteld.
Ik werd in december vrijgelaten naar een opvanghuis en woon nu in mijn eigen appartement terwijl ik probeer verder te gaan met mijn leven. Ik krijg counseling en de medische zorg die ik nodig heb. Ik werk als jeugdbegeleider en hoop een non-profitorganisatie op te richten. Maar elke dag is een strijd. Ik ben me altijd erg bewust van mijn omgeving. Ik let op mijn rug. Ik haat overvolle kamers. En de nachtmerries van verkrachting blijven. Nog moeilijker is de strijd om voorbij de schaamte en schuldgevoelens te komen. Soms geef ik mezelf de schuld. Ik denk, als ik maar naar mijn grootmoeder had geluisterd en uit de problemen was gebleven, was ik hier niet in verzeild geraakt. Soms begin ik de situatie te analyseren, bekijk ik het plaatje van alle kanten, en begin ik te denken: Waarom ik? Waarom ben ik zo zwak? Ik moet gewoon vooruit gaan.
Enkele namen zijn veranderd.