Mieren leven in bijna elke terrestrische habitat op aarde. In sommige gevallen is de leefomgeving van een mier onderhevig aan overstromingen of moet de mier tijdens het foerageren een watermassa oversteken. Mieren, zoals veel insecten, ademen door speciale openingen in het achterlijf. Een mier kan deze spiracles sluiten tijdens onderdompeling in water en kan ook noodzakelijke lichaamsfuncties verlagen, door in een torpor-achtige toestand te komen. In deze toestand heeft de mier 20 keer minder zuurstof nodig dan wanneer hij slaapt. Hoe lager de watertemperatuur, hoe gemakkelijker de mier dit lagere metabolisme kan volhouden en hoe langer hij onder water overleeft.
In sommige gevallen laten mieren een luchtbel rond hun achterlijf ontstaan, waardoor zij gedurende korte tijd onder water zuurstof kunnen opnemen. Een Australische mierensoort, Polyrhachis sokolova, leeft in een nest in mangrove-modder. Deze nesten overstromen vaak, tot 3,5 uur aan een stuk. Om de overstromingen het hoofd te bieden, bouwen de Polyrhachis luchtzakken in hun nesten, waardoor de mieren in het nest kunnen blijven tot het water zakt.