HWS: Seneca Review

THE LYRIC ESSAY

cover

(Voor meer informatie, zie onze herdruk van “Seneca Review Promotes Lyric Essay” uit Poets & Writers Magazine).

In het herfstnummer van 1997 begon Seneca Review met het publiceren van wat wij het lyrisch essay hebben genoemd. De recente opkomst van de creatieve non-fictie en het persoonlijke essay heeft een fascinerend subgenre opgeleverd dat het midden houdt tussen het essay en het lyrische gedicht. Deze “poëtische essays” of “essayistische gedichten” geven voorrang aan kunstzinnigheid boven het overbrengen van informatie. Zij laten de verhalende lijn, de discursieve logica en de kunst van het overtuigen varen ten gunste van idiosyncratische meditatie.

Het lyrisch essay heeft iets van het gedicht in zijn dichtheid en vormelijkheid, zijn distillatie van ideeën en muzikaliteit van taal. Het heeft iets van het essay in zijn gewicht, in zijn openlijke wens om zich met feiten bezig te houden, waarbij het zijn trouw aan het feitelijke laat samensmelten met zijn passie voor de verbeeldingsvolle vorm.

Het lyrische essay geeft geen uiteenzetting. Het kan slechts vermelden. Zoals Helen Vendler zegt over het lyrische gedicht: “Het hangt af van hiaten. . . . Het is eerder suggestief dan uitputtend.” Het kan zich bewegen door associatie, van het ene gedachtepad naar het andere springend door middel van beeldspraak of connotatie, vooruitgang door nevenschikking of zijwaartse poëtische logica. Over het algemeen is het kort, bondig en kernachtig, zoals een prozagedicht. Maar het kan ook kronkelen, gebruik makend van andere genres als die zijn doel dienen: recombinant sampelt het de technieken van fictie, drama, journalistiek, zang en film.

Gezien de mengeling van genres, komt het lyrisch essay vaak in fragmenten bij elkaar, en neemt het een mozaïekvorm aan – zijn belang wordt pas zichtbaar als men afstand neemt en het geheel ziet. De verhalen die het vertelt zijn misschien niet meer dan metaforen. Of, zonder verhaal, kan het in zichzelf ronddraaien, rond de kern van een enkel beeld of idee, zonder climax, zonder een parafraseerbaar thema. Het lyrisch essay besluipt zijn onderwerp als een steengroeve, maar is nooit tevreden met alleen maar verklaren of bekennen. Het verheldert door de dans van zijn eigen speurtocht.

Het lyrische essay, dat trouw blijft aan het oorspronkelijke idee van een essay als een test of een zoektocht, een poging tot zingeving, vaart een onbekende koers door in elkaar grijpende webben van idee, omstandigheid en taal – een achtervolging zonder vooraf bekende conclusie, een aankomst die de schrijver nog steeds in twijfel kan trekken. Terwijl het herkauwt, laat het stukken ervaring onverteerd en stilzwijgend, uitnodigend tot de participerende interpretatie van de lezer. De stem, gesproken vanuit een beslotenheid die wij opvangen en betreden, heeft de intimiteit die we gewend zijn van het persoonlijke essay. Maar in het lyrische essay is de stem vaak terughoudender, bijna bedeesd, zich bewust van het compliment dat het de lezer geeft door middel van understatement.

Wat heeft het essay zo dicht bij de poëzie gebracht? Misschien voelen we ons nu aangetrokken tot de tekst omdat het minder mogelijk (en lonend) lijkt om de wereld via de voordeur te benaderen, via de mythe van de objectiviteit. De levensduur van een feit is aan het krimpen; gelijkenis lijkt vaak onthullender dan waarheidsgetrouwheid. We wenden ons tot de kunstenaar om betekenis te reconstrueren uit de bombardementen van de ervaring, om te choqueren, op te winden, de herrie te stillen, en onze aandacht vast te binden.

We wenden ons tot het lyrisch essay – met zijn kneedbaarheid, vindingrijkheid, directheid, complexiteit, en gebruik van poëtische taal – om ons een nieuwe manier te geven om muziek te maken van de wereld. Maar we moeten bereid zijn om met deze schrijvers een artistieke stap te zetten en ons evenwicht te bewaren op hun soms duizelingwekkende wegen. Anne Carson citeert in haar essay over de tekst, “Why Did I Awake Lonely Among the Sleepers” (gepubliceerd in Seneca Review Vol. XXVII, no. 2) Paul Celan. Wat hij over het gedicht zegt, zou heel goed gezegd kunnen worden van het essay over de tekst:

Het gedicht houdt stand op zijn eigen marge…. Het gedicht is eenzaam. Het is eenzaam en onderweg. De auteur blijft erbij.

Als de lezer bereid is die marges te bewandelen, zijn er nieuwe werelden te vinden.

–Deborah Tall, Editor en John D’Agata, Associate Editor for Lyric Essays

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.