Infrastructuur

Infrastructuur in de economie verwijst gewoonlijk naar de fysieke en materiële activa die een land of samenleving heeft voor de ontwikkeling van zijn productieve activiteiten.

Infrastructuur kent verschillende definities. De meest voorkomende en meest gebruikte is die welke verwijst naar het geheel van werken, structuren en andere kapitaalgoederen waarover een economie beschikt. Vanuit de marxistische theorie is het een breder begrip en omvat het alle productiekrachten en produktierelaties.

Elementen van infrastructuur

Het begrip zou alle fysieke en materiële activa omvatten die de produktieve ontwikkeling van een land ondersteunen of vergemakkelijken. Dit omvat elementen als: wegen, spoorwegen, irrigatiesystemen, rioleringsstelsels, huisvesting, dammen, scholen, netwerken voor de distributie van elektriciteit, enz.

Hoe meer de infrastructuur van een land is ontwikkeld, des te groter zal naar verwachting de produktiecapaciteit zijn. De produktiekosten zouden namelijk dalen doordat vervoer, communicatie, energievoorziening en andere voor de produktie noodzakelijke activiteiten worden vergemakkelijkt.

Ook moet worden opgemerkt dat hoe minder infrastructuur een land heeft, hoe rendabeler het is om erin te investeren. Dit komt omdat het effect van dergelijke investeringen op de arbeidsproductiviteit groter is wanneer ze schaars zijn.

Definitie volgens het marxisme

Volgens Marx is de infrastructuur de materiële basis van de economie en omvat ze alle krachten en relaties van de productie. Zij ondersteunt de sociale structuur en daarboven staat de superstructuur, die cultuur, literatuur, religie, filosofie, kunst en wetenschap omvat, samen met politieke en juridische instellingen.

Volgens de marxistische theorie ondersteunt de infrastructuur de sociale ontwikkeling en verandering en beïnvloedt zij de superstructuur. Zo zijn culturele veranderingen niet spontaan, maar vloeien ze voort uit veranderingen in de productieverhoudingen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.