Achtergronden
De Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) kwam voor het eerst bijeen in 1949 en is sindsdien elk jaar bijeengekomen. Het Wetenschappelijk Comité van de Commissie komt twee weken bijeen, gevolgd door een week werkgroepen, en dan de hoofdvergadering. De oorspronkelijke 15 leden van de IWC waren Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Mexico, Nederland, Noorwegen, Panama, Zuid-Afrika, de Sovjet-Unie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Japan trad toe in 1951.
Begin 1979 begon het IWC-lidmaatschap te groeien: 23 leden in 1979, 41 in 1985. Vandaag de dag zijn er meer dan 70 landen lid van de IWC.
Tijdens de vergaderingen van 2010 konden we hoogstens voorkomen dat de IWC de bescherming van walvissen zou terugschroeven. In de toekomst moeten we nog meer druk uitoefenen, zodat de IWC de gevaarlijke mazen dicht die Japan, IJsland en Noorwegen in staat hebben gesteld om door te gaan met het doden van walvissen.
Eerste mislukkingen
De eerste leden van de IWC waren walvisjagende naties. Het doel van de IWC was om “te zorgen voor een goede ontwikkeling van de walvisbestanden en zo een ordelijke ontwikkeling van de walvisindustrie mogelijk te maken.”
Maar in haar begindagen bereikte de Commissie geen van beide, want de ene na de andere overgebleven walvispopulatie werd bijna uitgeroeid omdat de aangesloten landen hun eigen enge eigenbelang nastreefden. Toen de walvispopulaties afnamen, werd de walvisvangst oneconomisch en de ene na de andere walvisvangende natie hing haar harpoenen op. Tegen het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig – toen het milieubewustzijn toenam – begonnen deze voormalige walvisjagende landen aan te dringen op het behoud van walvissen.
Van regulering van de walvisjacht naar behoud van walvissen
In 1972 nam de VN-Conferentie over het Menselijk Milieu, die in Stockholm, Zweden, werd gehouden, een resolutie aan waarin werd opgeroepen tot een moratorium van tien jaar op de commerciële walvisjacht. Vergelijkbare resoluties werden ingediend in de IWC in 1972, 1973 en 1974. Maar het voorstel kreeg niet de vereiste driekwart meerderheid.
Begin 1979 traden echter steeds meer landen tot de IWC toe die nooit bij de walvisvangst betrokken waren geweest, maar zich wel zorgen maakten over de toekomst van de grote walvissen. Door deze toevloed van leden kon de IWC een reeks instandhoudingsmaatregelen nemen. In 1979 verbood de IWC de jacht op alle walvissoorten (behalve dwergvinvissen) door fabrieksschepen, en verklaarde zij de hele Indische Oceaan tot walvisreservaat. In 1982 heeft de IWC een wereldwijd moratorium voor onbepaalde tijd op de commerciële walvisvangst ingesteld. Dit moratorium zou ingaan in het Antarctische walvisvangstseizoen 1985-86. In 1994 verklaarde de Commissie de hele Zuidelijke Oceaan tot walvisreservaat.
Loopholes, Evasions, and Threats
Ondanks het moratorium kan de commerciële walvisvangst doorgaan dankzij mazen in het IWC-verdrag. Volgens de IWC-voorschriften kan elk lid binnen 90 dagen bezwaar aantekenen tegen een IWC-besluit en zo van dat besluit worden vrijgesteld.
Noorwegen heeft in 1982 officieel bezwaar aangetekend tegen het moratorium en is er niet aan gebonden. IJsland verliet de IWC in 1992, maar trad in 2003 weer toe met een voorbehoud ten aanzien van het moratorium. IJsland hervatte de commerciële walvisvangst in 2006.
Japan bedrijft de commerciële walvisvangst in Antarctica en de noordelijke Stille Oceaan op grond van een maas in het IWC-verdrag, dat landen toestaat om walvissen te doden voor “wetenschappelijk onderzoek”. Met deze “wetenschappelijke walvisvangst” op Antarctica is het land in 1987 begonnen, en in het noorden van de Stille Oceaan in 1996. De IWC heeft Japan herhaaldelijk verzocht dit “onderzoek” te staken, maar volgens de IWC-regels staat het Japan vrij de IWC te negeren en zijn eigen quota vast te stellen. Het vlees van deze “onderzoekswalvisvangst” wordt verpakt en op de markt verkocht.