Jerzy Grotowski, (geboren 11 augustus 1933, Rzeszów, Polen – overleden 14 januari 1999, Pontedera, Italië), internationaal leider van het experimentele theater, die in de jaren 1960 beroemd werd als regisseur van producties van het Poolse Laboratorium Theater van Wrocław. Als vooraanstaand exponent van de betrokkenheid van het publiek zette hij emotionele confrontaties op tussen een beperkte groep toeschouwers en de acteurs; de performers waren gedisciplineerde meesters in lichamelijke en vocale verdraaiingen.
Grotowski begon in 1951 te studeren aan de Nationale Theateracademie in Krakau en behaalde daar in 1955 zijn diploma; daarna bezocht hij een tijd het Staatsinstituut voor theaterkunsten in Moskou. Hij werd lid van het Laboratorium Theater in 1959, het jaar waarin het werd opgericht. Grotowski’s vaste gezelschap verscheen voor het eerst in West-Europa in 1966. Hij werd gastdocent en invloedrijk regisseur in het avant-garde theater van Engeland, Frankrijk en de Scandinavische landen. Tot zijn producties behoorden Faustus (1963), Hamlet (1964), en De constante prins (1965). Grotowski’s methodes en uitspraken – die te vinden zijn in zijn zeer invloedrijke werk Towards a Poor Theatre (1968) – waren van invloed op Amerikaanse experimentele theaterbewegingen als The Living Theatre, het Open Theatre en de Performance Group. In 1969 maakte het Laboratorium Theater een succesvol Amerikaans debuut in New York City met Akropolis, gebaseerd op een toneelstuk uit 1904 van Stanisław Wyspiański. Latere producties van het Laboratorium Theater waren onder meer Undertaking Mountain (1977) en Undertaking Earth (1977-78). In 1982 emigreerde Grotowski naar de Verenigde Staten, waar hij enkele jaren lesgaf voordat hij naar Pontedera, Italië verhuisde. Daar opende hij in 1985, een jaar na de sluiting van het Laboratorium Theater in Polen, een nieuw theatercentrum.