Jo Jones, roepnaam van Jonathon Jones, (geboren 7 oktober 1911, Chicago, Illinois, U.S.-gestorven 3 september 1985, New York, New York), Amerikaans musicus, één van de invloedrijkste jazzdrummers, bekend om zijn swing, dynamische subtiliteit, en finesse.
Jones groeide op in Alabama, studeerde 12 jaar muziek en werd een bekwaam trompettist en pianist; hij toerde met kermissen als tapdanser en als instrumentalist. Hij speelde met Southwestern “territory bands” (d.w.z. die in het Zuiden, Zuidwesten en Midwesten), waaronder Walter Page’s Blue Devils, voordat hij in 1934 bij Count Basie’s Kansas City band kwam. Met enkele onderbrekingen, vooral zijn diensttijd in het U.S. leger (1944-46), bleef hij bij Basie tot 1948, waarna hij een freelance carrière begon. Hij maakte de eerste van verschillende “Jazz at the Philharmonic” tournees in 1947, leidde af en toe zijn eigen groepen, en nam op met swingtijdgenoten als Billie Holiday, Teddy Wilson, Buck Clayton, en Lester Young.
Op het hoogtepunt van zijn carrière was Jones een vierde van de “All-American” ritmesectie die Basie op piano, Page op bas, en Freddie Green op gitaar omvatte en de Basie band in haar klassieke periode van 1937-41 van de nodige impulsen voorzag. Jones was een van de eerste jazzdrummers die de basispuls op een cimbaal handhaafde, in plaats van op de basdrum. Het resultaat waren bijna gelijkmatig geaccentueerde ritmes, gesynchroniseerd met het gracieuze spel van Page en Green; bovendien leidde de nadruk van deze ritmesectie op 4/4 maatsoort tot het vrijwel einde van twee-slags maatsoorten als gemeengoed in de jazz. Jones gebruikte zijn andere bekkens en bas en snare om voor muzikale interpunctie te zorgen. In een tijdperk waarin extravert showmanschap werd bewonderd onder drummers, koos Jones zelden voor een solo; hij was bedreven in dynamische schakeringen, en zijn meesterschap in het drummen met brushes werd alom bewonderd. Hij werd in 1985 door de National Endowment for the Arts uitgeroepen tot Jazz Master.