“heeft ons behouden, niet op grond van werken, die wij in gerechtigheid gedaan hebben, maar naar zijn eigen barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door den Heiligen Geest.”
– Titus 3:5
We moeten twee dwalingen vermijden wanneer we over de sacramenten spreken. De eerste is de opvatting die zegt dat de sacramenten de genade ex opere operat overbrengen – “door de werking van het werk”. Met andere woorden, de sacramenten brengen altijd genade als ze verricht worden. Deze opvatting verandert de sacramenten in magische riten waarop mensen vertrouwen voor hun verlossing in plaats van geloof in Christus alleen. Het verduistert ook de functie van de sacramenten als kanalen van oordeel, niet van genade, voor hen die niet in geloof ontvangen wat de sacramenten betekenen en verzegelen (1Kor.11,27).
De tweede dwaling ziet de sacramenten als kale tekenen zonder speciaal nut in de handen van de Geest om onze heiliging te bevorderen. In deze opvatting zijn de sacramenten op zijn best herinneringen aan wat God in het verleden heeft gedaan in de verzoening en onze wedergeboorte; de sacramenten brengen geen geestelijke kracht, voordeel of genade in het heden over. De meeste mensen die deze opvatting aanhangen doen dat waarschijnlijk omdat zij vrezen dat een hoge opvatting van de sacramenten het evangelie van rechtvaardiging door genade alleen door geloof alleen op grond van Christus alleen, zou kunnen verduisteren. Wij hebben sympathie voor deze bezorgdheid. Toch staat de Schrift ons niet toe een bijzondere werking van de Heilige Geest in de sacramenten te ontkennen.
Wij moeten een bijzondere werking van de Geest in de doop bevestigen, omdat het Nieuwe Testament dit sacrament en het werk van de Heilige Geest zeer nauw met elkaar verbindt. Wij zien dit bijvoorbeeld in de passage van vandaag, waar Paulus spreekt over het wassen van de wedergeboorte. Elders zegt Petrus dat “de doop … u nu redt” (1 Petrus 3:21).
Gezien het hele getuigenis van de Schrift moeten we natuurlijk belijden dat de doop niet de voorwaarde is voor wedergeboorte en verlossing. Als dat zo was, had Jezus bijvoorbeeld niet de redding kunnen beloven aan de boetvaardige dief aan het kruis (Lucas 23:39-43). De weldaden van het heil die in de doop worden betekend, zijn niet beperkt tot het teken, dat het onmogelijk zou maken voor iemand die niet gedoopt is om gered te worden. Het commentaar van Johannes Calvijn op Johannes 3 maakt dit punt, en de Westminster Confessie sluit zich bij deze leer aan (28.5). Niettemin, de geredde persoon die nooit gedoopt is, is de uitzondering, niet de regel. Wij geloven niet in doopvernieuwing, maar met het Nieuwe Testament belijden wij dat de doop een echt genademiddel is waarin de Geest ons geloof versterkt en ons herinnert aan het werk van Christus.
Coram Deo
De passage van vandaag is een proeftekst voor vraag en antwoord 71 van de Heidelbergse Catechismus, die, in overeenstemming met de Schrift, de doop “het water der wedergeboorte” en “de afwassing der zonden” noemt. Mensen kunnen gered worden zonder gedoopt te zijn als zij, om redenen buiten hun wil, niet in staat zijn zich te laten dopen. Maar het Nieuwe Testament kent geen ware bekeerling die bewust de doop weigert. Als u Jezus vertrouwt maar nooit gedoopt bent, moet u het teken en zegel van de doop ontvangen.
Passages voor verdere studie
Exodus 4:24-26
Exodus 4:24-26
Acts 8:26-40
Acts 8:26-40