Management van diabetes op diabeteskampen

DIABETES MANAGEMENT AT CAMP

De algemene aanbevelingen voor diabetesmanagement op een diabeteskamp wijken niet significant af van wat door de American Diabetes Association als de zorgstandaarden voor mensen met type 1 diabetes is geschetst (2). Het beheersprotocol is erop gericht de insulinedosering in evenwicht te brengen met het activiteitenniveau en de voedselinname, zodat de bloedglucosespiegels binnen een veilig doelbereik blijven (3). Voor elke kampeerder moet een gestandaardiseerd medisch formulier worden ingevuld door zijn/haar familie en de arts die de diabetes beheert, waarin de medische voorgeschiedenis, het immunisatiedossier en het diabetesregime van de kampeerder gedetailleerd worden beschreven. Voor elke kampeerder moet de thuisdosering van insuline worden bijgehouden, met vermelding van het aantal en het tijdstip van de injecties en het soort insuline dat wordt gebruikt. De gegevens over de insulinedosering en de bloedglucosewaarden in de week onmiddellijk voorafgaand aan het kamp moeten worden overgelegd. Aanvullende medische informatie, zoals eerdere diabetesgerelateerde ziektes en ziekenhuisopnames, eerdere hemoglobinewaarden, andere medicatie, belangrijke medische aandoeningen en psychologische problemen moeten ook beschikbaar zijn voor het kamppersoneel en met zorg worden bekeken door degenen die verantwoordelijk zijn voor de gezondheid en het welzijn van de individuele kampeerder.

Tijdens het kamp moet dagelijks een verslag van de vooruitgang van de kampeerder worden gemaakt. Alle bloedglucosespiegels en insulinedoseringen moeten op een zodanige wijze worden geregistreerd dat kan worden nagegaan en geanalyseerd of het diabetesregime moet worden gewijzigd. Het registreren van de mate van activiteit en voedselinname kan ook nuttig zijn bij het bepalen van latere wijzigingen in het diabetesregime. Het is absoluut noodzakelijk dat het medisch personeel kennis heeft van het oefenschema en het maaltijdplan, zodat zij de nodige aanpassingen in de insulinedosering kunnen aanbrengen.

Om de veiligheid en een optimale diabetesbehandeling te waarborgen, moeten in elke periode van 24 uur meerdere bloedglucosebepalingen worden verricht: voor de maaltijd, voor het slapen gaan, na of tijdens langdurige en inspannende activiteit en midden in de nacht wanneer dit is geïndiceerd voor eerdere hypoglykemie (bloedglucosespiegel <100 mg/dl voor het slapen gaan), na extra insulinedoses, en als de ouder/het kind daarom verzoekt. Kinderen moeten worden aangemoedigd hun bloedglucosewaarden op andere dan routinematige tijdstippen te controleren als zij symptomen van hypo/hyperglykemie hebben of als zij andere lichamelijke klachten hebben.

Er moet worden getracht het insulineschema van elke kampeerder thuis zo nauwkeurig mogelijk te volgen. De meeste kampen hebben het echter raadzaam gevonden om de thuis-insuline dosering met 10-20% (of meer) te verlagen bij aankomst op het kamp, vooral bij die kinderen die goed onder controle zijn en niet actief waren voor het kamp. Hypoglykemie komt vaak voor aan het begin van het kamp door de toegenomen lichamelijke activiteit en het feit dat de kinderen geen vrije toegang tot voedsel hebben. Andere belangrijke veranderingen in insuline dosering moeten worden gemaakt voor extreme fysieke activiteit, zoals langdurige wandelingen of actieve watersporten.

In toenemende mate, beheren kinderen hun diabetes met een insuline infuus pomp. De kamparts en ander geschikt medisch personeel moeten bekend zijn met het programmeren van insulinepompen, het vervangen van insuline infusie katheters, en het aanpassen van de insuline dosering met behulp van continue insuline infusie therapie. De medische staf dient ervoor te zorgen dat er voldoende pompvoorraden, inclusief extra batterijen, beschikbaar zijn voor de duur van het kamp.

Als grote veranderingen in het schema van een kampeerder nodig lijken, zoals het toevoegen van een extra insuline-injectie of het veranderen van een insulinetype, is het belangrijk dit te bespreken met de kampeerder en de familie. Het verslag van wat er tijdens het kamp is gebeurd, moet met de familie worden besproken wanneer de kampeerder wordt opgehaald. Dit kan echter onmogelijk zijn voor kampeerders die met de bus of carpool naar huis gaan; in deze gevallen dient het verslag met de kampeerder meegestuurd te worden of per post naar zijn/haar familie gestuurd te worden. Een kopie moet ook naar het team van de thuiszorg gestuurd worden. Kampeerders moet worden geadviseerd om terug te keren naar hun regime van voor het kamp zodra ze thuis zijn, tenzij de veranderingen de glycemische controle aanzienlijk blijken te verbeteren en de geglycosyleerde hemoglobinespiegels van de kampeerder voor het kamp hoog waren, wat wijst op een slechte metabolische controle thuis.

Drie maaltijden en drie tussendoortjes moeten elke dag op vaste tijden worden gegeven. Deze maaltijden en tussendoortjes moeten uitgebalanceerd zijn, en hun samenstelling moet bekend worden gemaakt aan de kampeerders en het personeel. De koolhydraatcomponent van voedsel, de ruilwaarde en/of het aantal calorieën moeten aan de kampeerders worden geleerd, afhankelijk van hun ontwikkelingsniveau, zodat ze leren hoe ze voedsel en activiteit in evenwicht kunnen houden. Het toezicht op de voedselinname van jongere kinderen door de begeleiders zorgt ervoor dat de kampeerders voldoende voeding binnenkrijgen. Tekenen van eetstoornissen moeten worden gemeld aan de medische staf voor beoordeling en interventie indien nodig.

Een formele relatie met een nabijgelegen medische faciliteit moet worden verzekerd voor elk kamp, zodat de medische staf van het kamp de mogelijkheid heeft om door te verwijzen naar deze faciliteit voor snelle behandeling van medische noodgevallen. (De American Camping Association eist dat alle medische noodhulpsystemen in de buurt van het kamp op de hoogte worden gebracht). Als het kamp in een afgelegen gebied ligt, moet een regeling worden getroffen met een medische helikopter of een vliegtuig met vaste vleugels om indien nodig snel vervoer te kunnen verzorgen.

Universele voorzorgsmaatregelen moeten door iedereen worden gevolgd, waarbij handschoenen moeten worden gedragen voor alle procedures waarbij bloed wordt afgenomen en geschikte containers in het kamp moeten worden geplaatst om scherpe voorwerpen zonder gevaar weg te werpen. Wegwerplancetten en meters waarbij het bloed niet in aanraking komt met het apparaat zelf, verdienen de voorkeur bij groepstesten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.