Messier 63 of M63, ook bekend als NGC 5055 of het zelden gebruikte Zonnebloemstelsel, is een spiraalvormig sterrenstelsel in het noordelijke sterrenbeeld Canes Venatici met ongeveer 400 miljard sterren. M63 werd voor het eerst ontdekt door de Franse astronoom Pierre Méchain, en later geverifieerd door zijn collega Charles Messier op 14 juni 1779. Het melkwegstelsel werd als object 63 opgenomen in de Messier-catalogus. In het midden van de 19e eeuw identificeerde de Engels-Ierse astronoom Lord Rosse spiraalstructuren in het sterrenstelsel, waarmee dit een van de eerste sterrenstelsels was waarin een dergelijke structuur werd geïdentificeerd.
De vorm of morfologie van dit sterrenstelsel heeft een classificatie van SAbc, wat duidt op een spiraalvorm zonder centrale streep (SA) en matig tot los gewonden armen (bc). Er is een algemeen gebrek aan grootschalige continue spiraalstructuur in zichtbaar licht, dus wordt het beschouwd als een flocculent sterrenstelsel. Bij waarneming in het nabij-infrarood is echter een symmetrische, twee-armige structuur te zien. Elke arm wikkelt zich 150° rond het melkwegstelsel en strekt zich uit tot 13.000 lichtjaar (4.000 parsecs) van de kern.
M63 is een zwak actief melkwegstelsel met een LINER-kern – afkorting van ‘low-ionization nuclear emission-line region’. Deze laat zich zien als een onopgeloste bron in de galactische kern die gehuld is in een diffuse emissie. Deze laatste strekt zich uit over een positiehoek van 110° ten opzichte van de noordelijke hemelpool, en zowel zachte röntgenstraling als waterstofemissie (H-alfa) kan worden waargenomen vanuit vrijwel dezelfde richting. Het bestaan van een supermassief zwart gat (SMBH) in de kern is onzeker; als het bestaat, dan wordt de massa geschat op (8,5±1,9)×108 M☉, of ongeveer 850 miljoen keer de massa van de zon.
Radio-waarnemingen aan de 21-cm waterstoflijn laten zien dat de gasvormige schijf van M63 zich naar buiten uitstrekt tot een straal van 130.000 lichtjaar (40 kiloparsecs), ver voorbij de heldere optische schijf. Dit gas vertoont een symmetrische vorm die op een uitgesproken manier vervormd is, beginnend bij een straal van 33.000 lichtjaar (10 kiloparsec). De vorm suggereert een donkere materie halo die verschoven is ten opzichte van de binnenste regio. De reden voor de kromming is onduidelijk, maar de positiehoek wijst in de richting van het kleinere begeleidende sterrenstelsel, UGC 8313.
In 1971 verscheen er een supernova met een magnitude van 11,8 in een van de armen. Hij werd ontdekt op 24 mei en bereikte zijn lichtpiek rond 26 mei. Het spectrum van deze, SN 1971 I, is consistent met een supernova van type I. Het spectroscopisch gedrag bleek echter afwijkend.