Strijd voor een wettelijke erkenning
Reeds aan het eind van de jaren 1760 werd er aangedrongen op een wettelijke erkenning van de niet-katholieken. Het dringendste geschil betrof de burgerlijke stand, met name de ongeldigheid van niet in de kerk voltrokken huwelijken.
In 1785 protesteerde La Fayette, die terug was van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, voor de “emancipatie” van de Franse protestanten. Hij kwam in contact met de nieuwe hoofdopzichter van de “Kerken van de Woestijn”, dominee Rabaut Saint-Etienne, die via La Fayette in contact kwam met minister Malesherbes, die bekend stond om zijn standpunten ten gunste van een burgerlijk huwelijk voor protestanten.
Einde maken aan het ostracisme van OF het ontzeggen van rechten aan protestanten
In november 1787 werd door Lodewijk XVI een edict ondertekend. Het was gebaseerd op verschillende documenten/verklaringen/tracts/pamfletten (eigenlijk vertaald als “memo’s”, maar een van mijn suggesties zou hier beter zijn), waarvan er een was geschreven door Malesherbes zelf, en alleen betrekking had op de burgerlijke stand van hen die “het katholieke geloof niet omhelzen” : een niet-religieus huwelijk was toegestaan met een eenvoudige kennisgeving voor een rechter van de koning of de priester van de plaatselijke parochie, die als ambtenaar van de burgerlijke stand fungeerde. Geboorten en overlijdens werden op dezelfde manier geregistreerd.
De meeste protestanten reageerden positief op het edict en velen van hen gingen naar de rechter om hun “Kerken van de Woestijn”-huwelijken te legaliseren, of om de geboorte van kinderen te laten registreren. – Het Frans zegt eigenlijk “Geboorten en overlijdens werden op dezelfde manier geregistreerd”
De beperkingen van het Edict
Het Parlement registreerde het Edict op 29 januari 1788, maar maakte duidelijk dat het katholicisme de officiële godsdienst van het land bleef.
Niet-katholieken werden echter nog steeds functies in overheidsdienst en het onderwijs ontzegd. Protestanten werden uiteindelijk toegelaten tot burgerlijke en militaire functies met het grondwettelijk document van 24 december 1789.
Zij kregen gewetensvrijheid tijdens de Revolutie met de Verklaring van de Rechten van de Mens, en godsdienstvrijheid met het grondwettelijk document van 3 september 1791.