In 1589 was Parijs effectief in handen van de Katholieke Liga. Om hieraan te ontkomen, riep Hendrik IV van Frankrijk het parlement van Parijs bijeen in Tours, maar slechts een klein deel van de parlementsleden nam de oproep aan. (Hendrik hield ook een parlement in Châlons, een stad die trouw bleef aan de koning, bekend als het Parlement van Châlons). Na de moord op de koning door de Dominicaanse lekenbroeder Jacques Clément bleef het “Parlement van Tours” gedurende de eerste jaren van het bewind van Hendrik IV van Frankrijk vergaderen. De royalistische leden van de andere provinciale parlementen splitsten zich ook af – de royalistische leden van het Parlement van Rouen scheidden zich af naar Caen, die van het Parlement van Toulouse naar Carcassonne, en die van het Parlement van Dijon naar Semur en naar Flavigny.
Het Parlement van Parijs speelde een belangrijke rol bij het stimuleren van de adel om zich te verzetten tegen de uitbreiding van de koninklijke macht met militair geweld in de Parlementaire Fronde, 1648-1649. Uiteindelijk won koning Lodewijk XIV en werd de adel vernederd.
Tijdens een zitting van het Parlement van Parijs op 3 maart 1766, bekend als la Séance de la Flagellation (“de Zitting van de Flagellatie”), verklaarde Lodewijk XV dat de soevereine macht alleen in zijn persoon berustte.