Intergenerationeel trauma blijkt vaak een overheersend kenmerk van familiesystemen te zijn.
Het trauma van de nazi-concentratiekampen, bijvoorbeeld, kan worden herbeleefd in het leven van de kinderen van kampoverlevenden. Zelfs de kleinkinderen van overlevenden van de Holocaust blijken te lijden onder de gevolgen van het trauma. Deze effecten manifesteren zich door kenmerken zoals verhoogde achterdocht jegens anderen, woede en prikkelbaarheid bij deze personen in vergelijking met controles (J. Relig. Health 2011;50:321-9).
Dergelijk intergenerationeel trauma is gevonden onder stedelijke Amerikaans-Indiaanse en Alaska Native bevolkingsgroepen die betrokken zijn geweest bij cultureel specifieke programma’s voor nuchterheidsbehoud (Am. Indian Alsk. Native Ment. Health Res. 2011;18:17-40). Evenzo ondersteunt een hoeveelheid onderzoek het idee dat onbehandelde intergenerationele trauma’s die verband houden met generaties van slavernij in de Verenigde Staten nog steeds een negatieve invloed hebben op velen in de zwarte gemeenschap.
Andere soorten trauma’s kunnen ook van generatie op generatie worden doorgegeven. Neem het trauma van een gevechtssoldaat; slachtoffer of krijgsgevangene; overlevende van een massale schietpartij of van kindermishandeling; getuige van genocide; of overlevende van koloniale onderdrukking, slavernij, of politiek totalitarisme. Mensen die deze trauma’s hebben meegemaakt, kunnen de gevolgen doorgeven aan volgende generaties.
We weten dat mensen die een trauma aan den lijve ondervinden, vaak posttraumatische stressstoornis-symptomen (PTSS) ontwikkelen, zoals angstgevoelens, nachtmerries, flashbacks, verdriet, en moeite met emotionele nabijheid. Het is echter ook duidelijk dat in vergelijking met controles, de kinderen van veteranen met PTSS een onvermogen hebben om passende emotionele reacties op situaties te ervaren en moeite hebben om problemen effectief op te lossen, zowel binnen als buiten de gezinseenheid (Aust. N.Z. J. Psychiatry 2001;35:345-51).
Het trauma van kindermishandeling wordt ook doorgegeven via de invloeden van de andere leden van het gezin, vooral hun kinderen.
Een andere groep waarvan bekend is dat zij lijdt onder de gevolgen van intergenerationeel trauma zijn de kinderen van alcoholisten. Dit is een groep die heeft aangetoond een verhoogde behoefte te hebben om voor anderen te zorgen en geheimen te bewaren. Zij kunnen liegen gebruiken als een normale coping stijl en hebben soms moeite om kind te zijn. Dergelijk gedrag wordt gezien als een direct gevolg van de ervaring van het disfunctioneren van het gezin. De vraag over trauma is: Hoe worden de symptomen van PTSS “doorgegeven” aan de volgende generaties, wanneer de jongere familieleden niet aan een trauma werden blootgesteld?
Verschillende mechanismen zijn in overweging genomen, waarbij individuele psychologische mechanismen en familiedynamiek de meest genoemde mechanismen zijn. Er zijn ook andere factoren geopperd, zoals de rol van culturele en maatschappelijke factoren bij het in stand houden van de symptomen. Kinderen en jongvolwassenen kunnen vergeldingsfantasieën ontwikkelen “om het onrecht dat hun familie is aangedaan recht te zetten”. Dit soort overtuigingen en fantasieën voeden veel sektarische strijd in de wereld.
Individuele psychologische mechanismen die algemeen als belangrijk worden beschouwd zijn projectie en identificatie. De ouder met PTSS projecteert ongewenste aspecten van zichzelf op het kind, dat de projectie overneemt en zich ermee identificeert; dit wordt projectieve identificatie genoemd. De angst voor de kou of het donker van de vader wordt dan de angst van het kind. Kinderen die het dichtst bij de getraumatiseerde ouder staan, worden het meest getroffen.
Andere veronderstelde mechanismen richten zich op affectregulatie. Ouders die moeite hebben met emotionele regulatie zullen moeite hebben om een goede band met hun kind op te bouwen. Anderzijds kan er sprake zijn van emotionele afstomping, die de ontwikkeling van een sterke band tussen ouder en kind belemmert.
Een onderzoek onder mannelijke Vietnam-veteranen toonde aan dat “emotionele afstomping” en de kwaliteit van hun relatie met hun kinderen significant bleven, zelfs nadat onderzoekers talrijke factoren hadden gecontroleerd, waaronder de stressfactoren in het gezin van herkomst van de vaders, blootstelling aan de strijd, depressie en middelenmisbruik (J. Trauma Stress 2002;15:351-7). Met andere woorden, de kinderen lijden dan aan een secundair trauma.
De door trauma getroffen gezinnen kunnen ook moeite hebben met het stellen van passende grenzen tussen ouder en kind, zodat het kind een soort verzorger wordt en de beschermer van de ouder. De angsten van de ouder kunnen de angsten van het kind worden. Het kan verwarrend zijn voor het kind wanneer een ouder zegt: “Shh! Heb je dat lawaai gehoord?”, wat impliceert dat “ze” ons zullen pakken, zonder echt te specificeren wie en waarom, waardoor het kind een rationele verklaring van zijn of haar eigen ervaringen wordt ontnomen.
Soms echter wordt trauma niet intergenerationeel overgedragen, zo blijkt uit een reeks meta-analyses (Attach. Hum. Dev. 2008;10:105-21). In plaats daarvan zijn deze families in staat om veerkracht te ontwikkelen en zich goed aan te passen in het licht van tegenspoed – en posttraumatische groei te bereiken. Hoe helpen we de gezinnen met trauma deze veerkrachtige gezinnen te worden?
Hier volgt een lijst van negen punten die de gezinspsychiater richting kunnen geven: