Heeft Julia Winston echt vrijwel onmiddellijk verraden?
Ik denk dat wat jij een openbaring noemt, eerder niets anders was dan een truc van de beul.
‘Wat heb je met Julia gedaan?’ zei Winston.
O’Brien glimlachte opnieuw. ‘Ze heeft je verraden, Winston. Onmiddellijk – zonder voorbehoud. Ik heb zelden iemand zo snel naar ons toe zien komen. Je zou haar nauwelijks herkennen als je haar zag. Al haar opstandigheid, haar bedrog, haar dwaasheid, haar vunzigheid – alles is uit haar gebrand. Het was een perfecte bekering, een schoolvoorbeeld.’
— Deel 3, Hoofdstuk 2
Omdat Winston en Julia sinds hun gevangenneming geen contact meer hebben gehad, heeft hij geen enkele manier om te weten of dit waar is of niet. Veel van wat O’Brien hem vertelt is, althans in zekere zin, onwaar – bijna het hele derde deel van de roman gaat over O’Brien die hersenspelletjes met Winston speelt, hem hersenspoelt tot de psychose en mentale verlamming die de eindtoestand is van de ware Oceanische burger en Big Brother-aanhanger.
En zeker als het niet waar is dat Julia meteen capituleerde, zou O’Brien een goede reden hebben om deze leugen voor Winston te verzinnen. Iemand kan langer weerstand bieden als hij denkt dat hij solidair is. Dit houdt verband met het concept van een “minderheid van één” waar Winston een paar keer in het verhaal op terugkomt. Het is veel gemakkelijker om mentaal stand te houden, zelfs onder marteling, als je weet dat iemand anders – vooral iemand van wie je houdt, en die van jou houdt – jouw wereldbeeld en jouw standpunt deelt. Je kunt je aan die kennis vastklampen en die gebruiken om jezelf te verankeren in je eigen standpunten. Maar als je dat niet weet, als je denkt dat je misschien helemaal alleen bent en iedereen in de samenleving van Big Brother houdt en de wereld anders ziet dan jij, is het veel moeilijker om je eigen opvattingen trouw te blijven en niet te capituleren voor de meerderheid.
Dit is vergelijkbaar met de bekende verhoortechniek waarbij de ene verdachte wordt verteld dat de andere al heeft bekend (zelfs als dat niet zo is), in een poging om sneller een bekentenis af te dwingen.
De good cop-bad cop routine wordt beschreven en aangemoedigd, evenals de tactiek om de ene verdachte tegen de andere uit te spelen om wederzijds wantrouwen op te bouwen, zelfs door aan te geven dat andere verdachten al hebben bekend, of dat nu zo is of niet. De vragen moeten een verdachte intimideren door te denken dat de politie al feiten kent die zij, inderdaad, niet kent.
— Roger W. Shuy, The Language of Confession, Interrogation, and Deception, hoofdstuk 2: “Language of the Police Interrogation”
Kortom, er is geen reden om aan te nemen dat Julia Winston echt vrijwel onmiddellijk heeft verraden. Het is mogelijk dat ze dat deed, maar het lijkt onwaarschijnlijk op grond van wat we weten van haar karakter – als er iets is, ze is zeker mentaal sterker dan Winston, wat suggereert dat ze het langer zou hebben volgehouden – en zeker O’Brien heeft een goede reden om Winston te vertellen dat ze dat deed, zelfs als het niet waar is.
Ging Julia naar Kamer 101?
Zeer waarschijnlijk wel. Er is een suggestie van symmetrie tussen Winston en Julia: als ze elkaar aan het eind weerzien, lijkt het alsof ze allebei soortgelijke ervaringen hebben meegemaakt en op dezelfde manier veranderd uit het verhaal zijn gekomen. Hun gesprek is bijna volledig symmetrisch, behalve dat zij de ervaring beschrijft die we hem al in Kamer 101 hebben zien ondergaan:
‘Ik heb je verraden,’ zei ze kaal.
‘Ik heb je verraden,’ zei hij.
Ze gaf hem nog een snelle blik van afkeer.
‘Soms,’ zei ze, ‘dreigen ze je met iets waar je niet tegenop kunt, waar je niet eens aan kunt denken. En dan zeg je: “Doe het niet bij mij, doe het bij iemand anders, doe het bij zo-en-zo.” En misschien doe je achteraf alsof het maar een truc was en dat je het alleen maar zei om ze te laten stoppen en het niet echt meende. Maar dat is niet waar. Op het moment dat het gebeurt, meen je het wel. Je denkt dat er geen andere manier is om jezelf te redden, en je bent er helemaal klaar voor om jezelf op die manier te redden. Je wilt dat het gebeurt met de andere persoon. Het kan je niet schelen wat zij lijden. Het enige waar je om geeft is jezelf.’
‘Het enige waar je om geeft is jezelf,’ herhaalde hij.
‘En daarna voel je niet meer hetzelfde tegenover de ander.’
‘Nee,’ zei hij, ‘je voelt niet meer hetzelfde.’
Er leek niets meer te zeggen te zijn. De wind plakte hun dunne overalls tegen hun lichamen. Bijna meteen werd het gênant om daar in stilte te zitten: bovendien was het te koud om stil te blijven zitten. Ze zei iets over het vangen van haar Tube en stond op om te gaan.
‘We moeten elkaar weerzien,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ze, ‘we moeten elkaar weerzien.’
— Deel 3, Hoofdstuk 6
De symmetrie van hun dialoog, gekoppeld aan Julia’s beschrijving van wat er met haar gebeurde, doet sterk vermoeden dat ze beiden door Kamer 101 zijn gegaan, en dat het op hen beiden hetzelfde effect had. Ze hoeven niet in detail te treden om het elkaar uit te leggen – ze weten beiden wat er gebeurde. Het is een vreselijke vorm van gedeelde ervaring: het delen van wederzijds verraad, net als in het liedje. “Onder de spreidende kastanjeboom, verkocht ik jou en jij mij …”
Wat was er in Julia’s kamer 101?
Wat dat betreft, hebben we geen idee. Zij is niet meer geneigd met hem over de details van haar ervaring te praten dan hij haar over de ratten vertelt, en hij is ook niet geneigd ernaar te vragen. Het verhaal is het verhaal van Winston; het is zijn hoofd waar we in kijken, en zijn ervaringen die we delen. Julia is evenzeer een secundair personage als O’Brien, en we komen haar diepste geheimen nooit echt te weten.