Dit artikel is gericht op Schmidt’s (1975) schema theorie van motorisch leren. Binnen deze theorie is blijkbaar de meeste aandacht besteed aan de variabiliteit van oefening-hypothese. De hypothese beweert dat variabele oefening effectiever is voor schema-ontwikkeling dan constante oefening. De empirische onderbouwing van de variabiliteitsvoorspelling wordt hier geëvalueerd aan de hand van 63 relevante studies (voornamelijk tijdschriftartikelen en dissertaties), die 73 verschillende experimenten rapporteren en 12 jaar empirisch onderzoek bestrijken (van 1975 tot 1987).
Experimenten met volwassen (n = 48) en met kind proefpersonen (n = 25) werden onderscheiden. In de literatuur wordt vaak gesteld dat er een solide empirische ondersteuning is voor de hypothese, vooral bij kindpersonen. Uit het hier gepresenteerde overzicht werd ten eerste geconcludeerd dat ongeveer de helft van de experimenten feitelijk niet aan de variabiliteitsvoorspelling voldeed, met name omdat er tijdens het oefenen geen leren zichtbaar was. Ten tweede kon uit de resterende experimenten slechts beperkte steun voor de voorspelling worden verkregen. De variabiliteitsvoorspelling kan derhalve niet steunen op consistent ondersteunend bewijs, noch met volwassen noch met kinderproefpersonen.