1948 Act
Gebaseerd op titel 28, U.S.C., 1940 ed., §§ 342, 376, 377 (Mar. 3, 1911, ch. 231, §§ 234, 261, 262, 36 Stat. 1156, 1162).
Sectie consolideert secties 342, 376, en 377 van titel 28, U.S.C., 1940 ed, met de nodige wijzigingen in de zinsopbouw.
Die sectie 342 bepaalde:
“Het Hooggerechtshof is bevoegd verbodsbevelen uit te vaardigen aan de districtsrechtbanken, wanneer zij optreden als rechtbanken van admiraliteit en maritieme jurisdictie; en mandamusbevelen, in gevallen gerechtvaardigd door de beginselen en gebruiken van de wet, aan alle rechtbanken benoemd onder het gezag van de Verenigde Staten, of aan personen die een functie bekleden onder het gezag van de Verenigde Staten, wanneer een Staat, of een ambassadeur, of een andere openbare minister, of een consul, of vice-consul een partij is.”
S such section 376 provided:
“Writs of ne exeat may be granted by any justice of the Supreme Court, in cases where they might be granted by the Supreme Court; and by any district judge, in cases where they might be granted by the district court of which he is a judge. Maar geen exploot van ne exeat zal worden verleend, tenzij een proces in billijkheid is begonnen, en bevredigend bewijs is geleverd aan de rechtbank of rechter die hetzelfde verleent dat de gedaagde van plan is snel te vertrekken uit de Verenigde Staten.”
Zulk sectie 377 bepaalde:
“Het Hooggerechtshof en de districtsrechtbanken zullen bevoegd zijn tot het uitvaardigen van dagvaardingen van scire facias. De Supreme Court, de circuit courts of appeals, and the district courts shall have power to issue all writs not specifically provided for by statute, which may be necessary for the exercise of their respective jurisdictions, and agreeable to the usages and principles of law.”
De bijzondere bepalingen van sectie 342 van titel 28, U.S.C., 1940 ed., met betrekking tot verbods- en mandamusbevelen, admiraliteitsrechtbanken en andere rechtbanken en ambtenaren van de Verenigde Staten werden weggelaten als zijnde overbodig in het licht van de herziene sectie.
De herziene sectie breidt de bevoegdheid tot het uitvaardigen van dwangbevelen ter ondersteuning van de rechtsmacht uit tot alle rechtbanken die bij akte van het Congres zijn ingesteld, waardoor het recht om bevoegdheden uit te oefenen die impliciet voortvloeien uit de instelling van dergelijke rechtbanken, expliciet wordt gemaakt.
De bepalingen van sectie 376 van titel 28, U.S.C., 1940 ed., met betrekking tot de bevoegdheden van een rechter of een rechter bij het uitvaardigen van bevelschriften van ne exeat werden gewijzigd en de basis van subsectie (b) van de herziene sectie, maar de voorwaarden en beperkingen op het bevelschrift van ne exeat werden weggelaten als louter bevestiging van gevestigde rechtsbeginselen.
De bepaling in sectie 377 van titel 28, U.S.C., 1940 ed., die de uitvaardiging van een dagvaarding in kort geding toestaat, werd weggelaten met het oog op regel 81(b) van de Federal Rules of Civil Procedure, die een dergelijke dagvaarding afschaft. De herziene sectie geeft uitdrukking aan de interpretatie die het Hooggerechtshof onlangs aan deze sectie heeft gegeven in de zaken U.S. Alkali Export Assn. v. U.S., 65 S.Ct. 1120, 325 U.S. 196, 89 L.Ed. 1554, en De Beers Consol. Mines v. U.S., 65 S.Ct. 1130, 325 U.S. 212, 89 L.Ed. 1566.