Naast een stabiel looppatroon vereist het lopen in het dagelijks leven het vermogen om dit patroon aan te passen in reactie op omgevingsomstandigheden. Het doel van deze studie was te onderzoeken welke anticiperende strategieën valide mensen gebruiken om een adaptief looppatroon te bereiken, en hoe deze strategieën interageren met strategieën die gebruikt worden om loopstabiliteit te behouden.
Tien gezonde proefpersonen liepen in een Computer Assisted Rehabilitation ENvironment (CAREN). Om een adaptief looppatroon uit te lokken, moesten de proefpersonen virtuele doelen raken, met markers geleid door hun knieën, terwijl ze liepen op een loopband met zelf tempo. De effecten van het lopen met en zonder deze taak op de loopsnelheid, staplengte, stapfrequentie, stapbreedte en de stabiliteitsmarges (MoS) werden beoordeeld. Bovendien werden deze proeven uitgevoerd met en zonder extra continue ML-platformvertalingen.
Wanneer een adaptief looppatroon vereist was, verminderden de proefpersonen de staplengte (p<0,01), neigden ze ertoe de stapbreedte te vergroten (p=0,074), en verminderde de loopsnelheid met behoud van een vergelijkbare stapfrequentie in vergelijking met ongedwongen lopen. Deze aanpassingen resulteerden in het behoud van gelijke MoS tussen de proeven, ondanks de storende invloed van de loopaanpassingstaak. Wanneer de loopaanpassingstaak werd gecombineerd met de balansverstoring verminderden de proefpersonen de staplengte verder, zoals blijkt uit een significante interactie tussen beide manipulaties (p=0,012).
In conclusie, valide mensen verminderen staplengte en vergroten stapbreedte tijdens loopomstandigheden die een hoog niveau van zowel stabiliteit als aanpassingsvermogen vereisen. Hoewel een verhoging van de stapfrequentie eerder de stabiliteit bleek te verbeteren, belemmert een snellere beweging, die zou samenvallen met een hogere stapfrequentie, de nauwkeurigheid en kan daardoor het loopaanpassingsvermogen beperken.