In gevangenschap accepteert Corydoras sterbai gemakkelijk een grote verscheidenheid aan bereid en diepgevroren voedsel. Vlokvoer is een goed hoofdvoedsel (dat pas wordt gegeten als het op de bodem is gevallen), evenals zinkende pellets of wafeltjes. Levend en diepvriesvoer zoals bloedwormen, daphnia’s en muggenlarven vinden ze heerlijk, maar idealiter moet dit voer slechts eenmaal per week worden gegeven vanwege de grote hoeveelheid eiwit die erin zit.
Het is vaak problematisch om Corydoras te voeren in aquaria met snel etende vissen uit het middenwater, zoals tetra’s, omdat vlokken en zinkende pellets door deze vissen worden gegeten voordat ze de bodem hebben bereikt en soms zelfs terwijl ze op het substraat liggen. Dit probleem kan echter worden ondervangen door vlokken en korrels op de bodemgrond te plaatsen in grotten of onder moerashout, of op andere plaatsen die niet regelmatig door vissen worden bezocht.
De compatibiliteit van C. sterbai is een van hun belangrijkste verkoopargumenten, net als bij alle andere Corydoras-soorten, aangezien het zeer vreedzame meervallen zijn en samen met andere vreedzame vissen kunnen worden gehouden. Ze moeten niet samen gehouden worden met al te agressieve bodembewoners, vooral niet als er concurrentie is om substraatruimte, zoals in kleine aquaria of aquaria met veel “meubilair”. Ideale metgezellen zijn tetra’s van vergelijkbare grootte of vooral dwergcichliden.
Idealiter moeten Corydoras sterbai worden gehuisvest met een fijn substraat zoals zand of grind om beschadiging van hun tere barbelen te voorkomen. Grof grind is echter ook voldoende, zolang het maar geen scherpe randen heeft. Het enige wat ze verder nodig hebben is schaduw, door middel van overhangende rotsen, planten met grote bladeren, overhangend moerashout of grotten.
Het kweken is niet al te moeilijk. Een aquarium met de afmetingen 18″ x 12″ x 12″ (10 US Gallon) wordt aanbevolen. De kweekverhouding die moet worden aangehouden is 2 mannetjes per vrouwtje. Goede voeding samen met herhaalde waterverversingen en temperatuurdalingen zijn meestal voldoende. Het grootbrengen van de pootvis is echter niet gemakkelijk door zijn grote gevoeligheid.
Er kunnen zich af en toe problemen voordoen bij het vervoer van deze vissen, omdat ze bij stress of overbezetting een chemisch gif kunnen afscheiden. Om deze reden worden ze nooit met andere vissen vervoerd.