Als de heuvels van ver weg slechts hobbels en richels zijn in de achteruitkijkspiegel van de luisteraar die de reis naar de Houses of the Holy onderneemt, begint het excentriek te worden. Terwijl de eerste drie nummers van het album Zeppelin-standards (“The Song Remains the Same” en “Over the Hills and Far Away”) en ondergewaardeerde juweeltjes (“The Rain Song”) bevatten, zijn de drie nummers die het middenstuk vormen – “The Crunge”, “Dancing Days”, en “D’Yer Mak’er”- enkele van de meest verdeelde nummers in de hele Zeppelin-discografie, vooral de laatste van de drie. Om Eric Stoltz’ sluwe kwinkslag uit Kicking and Screaming te lenen, veel van deze nummers “mikken op de sterren en raken het dak”. Zo nu en dan gooien critici het etiket “prog” op hun kop als ze deze jongens beschrijven, en niet zonder reden; de suite-achtige compositie van epossen als “Stairway to Heaven” en “Achilles Last Stand” wordt tot op de dag van vandaag nog steeds door menig Berkelee-afgestudeerde nagevolgd.
Wanneer kortere, compositorisch eenvoudiger tracks als “The Crunge” worden bekeken als kleine stukjes in een totale carrièreboog, kunnen ze echter worden gezien als eenheden van progressie. De leden van Led Zeppelin hadden hun positie als de gouden goden van de rock al verstevigd tegen de tijd dat Houses of the Holy werd uitgebracht; het is dan ook niet verwonderlijk dat de gedachte aan vertakking in hun gedachten opkwam. Vooruitgang omwille van de vooruitgang is geen deugd, maar dat is niet wat er gebeurt in nummers als “The Crunge”, noch is dit het geluid van een band die dronken is van het idee om de wilde kaart te spelen. De James Brown-geïnspireerde funk van “The Crunge” staat niet mijlenver af van de soniek die de groep voor zichzelf had vastgesteld na Zoso; het is eerder een creatieve variatie op een thema.
In feite, helemaal aan het begin, vertoont “The Crunge” een duidelijke gelijkenis met een track die niet maar een album ervoor kwam: “When the Levee Breaks”. Dat nummer, het sluitstuk van Zoso, is beroemd geworden, niet om zijn verdiensten als song – hoewel het een geweldige afsluiter is – maar eerder om de samplebaarheid van zijn beat. Wanneer de drums van John Bonham beginnen op “The Crunge”, vraag je je terecht af waarom dat nummer niet zo vaak is opgedoken als “When the Levee Breaks”. De 9/8 maat is moeilijker te combineren met andere nummers, ja, maar het is gemakkelijk een van Bonham’s beste beats, en wanneer gespeeld in tandem met de branie van John Paul Jones’ schuifelende baslijn, is het net zo’n goede basis voor een stroom van zweep-snap lyriek als iets anders dat er is.
Nou, “The Crunge” is geen slecht nummer. Het is eigenlijk heel leuk, en samen met “D’Yer Mak’er”, is het een van de belangrijkste voorbeelden van het gebruik van humor in Led Zeppelin’s muziek. Ondanks alle zwaar aangezette macabere beeldspraak en middeleeuwse overlevering die zo kenmerkend is voor sommige van de bekende composities van de groep, zijn deze jongens nog steeds een rockband onder dit alles, dezelfde die “Livin’ Lovin’ Maid (She’s Just a Woman)” zong. Zelfs aan de lenteschoonmaak voor de meikoningin moet een einde komen.
Als de branie van “The Crunge” eenmaal is gevestigd door Bonhams drumbeat, wordt het echter al snel sub-par. De teksten van Robert Plant zijn nogal ordinair, met veelvuldig gebruik van het woord “baby” (zelfs naar rock ’n roll maatstaven) om te beschrijven hoe verliefd hij is geworden op een naamloze vrouw. In een poging om funk te pasticeren, die ten tijde van de release van Houses of the Holy nog grotendeels werd gedomineerd door zwarte muzikanten, vermijdt de band wijselijk alles wat openlijk racistisch is. Toch is dit een groep vrij bleke Britten die proberen over te komen als liefhebbers van James Brown, wat, als het niet racistisch is, op zijn minst ongelooflijk (en komisch) misplaatst overkomt. Als je je oor te luisteren legt, vind je momenten van funk en groove verspreid over de vele nummers van Led Zeppelin, maar een enkel moment van funk of een individuele groove zal niet altijd uitgroeien tot een volwaardige jam, zeker niet als het gaat om een nummer als “The Crunge” dat een door-en-door genre-oefening is. Muzikaal gezien hebben de leden van Zeppelin veel beter hun best gedaan om hun bereik als songschrijvers uit te breiden.
Maar gelukkig veroordeelt de middelmatige muziek “The Crunge” niet tot mislukking. In een briljante, bijna meta wending, neemt de band de tijd om naar de luisteraar te knipogen met de conclusie van het nummer. Naar het einde toe blijft Plant zeggen dat hij op zoek is naar een brug; in de context lijkt het alsof de brug verwijst naar een afstand tussen hem en haar. Als het abrupt eindigt, en Plant vraagt: “Where’s that confounded bridge?”, is het ineens precies duidelijk waar hij het over heeft: de band heeft geen brug in de muziek geschreven. Een nummer als “The Crunge” zou normaal gesproken een brug bevatten, maar songschrijvers Plant, Bonham, Page en Jones lieten die op speelse wijze weg, zich zelfvoldaan accepterend met hun onvermogen om elk genre te spelen dat ze leuk vinden. Gedurende het grootste deel van dit korte stuk speelt Zeppelin op hun eigen ondergekookte manier funk; als het nummer was geëindigd met deze stemming, had het heel goed een wegwerpexperiment kunnen zijn. Maar met één gag – en één enkele vraag van vier woorden – wordt “The Crunge” een kleine komische klassieker, een tongue-in-cheek gerommel over de beperkingen van een groep.
Vorige inzendingen
*Introductie / “The Song Remains the Same”
*”The Rain Song”
*”Over the Hills and Far Away”