Doelstelling: Het vaststellen van de prevalentie en verdeling van baarmoederanomalieën in de algemene bevolking en deze op te sommen onder septate, bicornuate, didelphic, unicornuate, hypoplastische/aplastische en solide vormen.
Opzet van de studie: Via een zoekactie in Medline en standaardreferenties werden 47 studies uit 14 landen over de prevalentie en verspreiding van baarmoederanomalieën gevonden. Tweeëntwintig studies met 573.138 vrouwen die een universele screening op baarmoedermalformaties ondergingen, werden geanalyseerd om de prevalentie van baarmoederanomalieën bij vruchtbare vrouwen vast te stellen. Er werd ook een afzonderlijke analyse van baarmoederafwijkingen bij 6.512 onvruchtbare vrouwen uitgevoerd. Negentien studies met 1.092 vruchtbare en 456 onvruchtbare vrouwen met niet-geselecteerde afwijkingen van de baarmoeder werden beoordeeld om de verdeling van müllerian malformaties over de belangrijkste subtypes vast te stellen. Zeventien studies met 161 vrouwen met unicornuate baarmoeders werden geanalyseerd om de verdeling van unicornuate müllerian defecten onder de verschillende subtypes vast te stellen, inclusief die met en zonder cavitaire contralaterale baarmoeder hoornen.
Resultaten: Baarmoederafwijkingen werden vastgesteld bij 1 op 594 vruchtbare vrouwen (0,17%) en bij 1 op 29 onvruchtbare vrouwen (3,5%). Dit verschil was statistisch significant (chi 2 = 3,424, df = 1, P < .00001). De prevalentie van baarmoederafwijkingen in de algemene bevolking was 1 op 201 vrouwen (0,50%). De verdeling was: 7% arcuaat, 34% septaat, 39% bicornuaat, 11% didelphisch, 5% unicornuaat, en 4% hypoplastisch/aplastisch/vast en andere vormen.
Conclusie: Congenitale uterus malformaties komen vaker voor dan algemeen erkend. Kennis over hun prevalentie en variëteiten is belangrijk voor het herkennen en beheersen van de obstetrische en gynaecologische complicaties die eruit kunnen voortvloeien.