In sommige versies van de Noorse mythologie was Váli een van de ongelukkige zonen van Loki. Hij wordt genoemd in de Gylfaginning sectie van Snorri Sturluson’s Prose Edda, hoofdstuk 50. Na de dood van Baldr achtervolgen de Æsir Loki en nemen hem gevangen; in deze versie is het een naamloze god in plaats van Váli, zoon van Odin, die Loki bindt met de ingewanden van zijn zoon:
Nú var Loki tekinn griðalauss ok farit með hann í helli nökkvorn. Þá tóku þeir þrjár hellur ok settu á egg ok lustu rauf á hellunni hverri. Þá váru teknir synir Loka, Váli ok Nari eða Narfi. Brugðu æsir Vála í vargslíki ok reif hann í Narfa, bróður sinn. Þá tóku æsir þarma hans ok bundu Loka með yfir þá þrjá steina, einn undir herðum, annarr undir lendum, þriði undir knésfótum, ok urðu þau bönd at járni. – Eysteinn Björnsson’s editie |
Nu werd Loki zonder strijd gevangen genomen, en met hen in een zekere grot gebracht. Daarop namen zij drie platte stenen, zetten die op scherp en boorden in elke steen een gat. Toen werden Loki’s zonen, Váli en Nari of Narfi, genomen; de Æsir veranderden Váli in de gedaante van een wolf, en hij scheurde Narfi zijn broer uiteen. En de Æsir namen zijn ingewanden en bonden Loki daarmee over de drie stenen: een staat onder zijn schouders, de tweede onder zijn lendenen, de derde onder zijn lendenen; en die bindingen werden tot ijzer. – De vertaling van Arthur Gilchrist Brodeur |
Váli, zoon van Loki, is verder onbekend. Een variant in het Hauksbók-manuscript van strofe 34 van “Völuspá” verwijst naar deze gebeurtenis; deze begint met: “Þá kná Vála | vígbǫnd snúa”, meestal gewijzigd in de nominatief Váli om het werkwoord een onderwerp te geven; in de vertaling van Ursula Dronke in haar editie van het gedicht, “Toen slachtte Váli | obligaties twist”. Dit verwijst vermoedelijk naar Váli, zoon van Óðinn, die werd verwekt om de dood van Baldr te wreken, en het is dus niet onwaarschijnlijk dat hij Loki bond; maar de Hauksbók-stanza onderbreekt de stroom van “Völuspá” op dit punt en baseert zich vermoedelijk op een andere mondelinge overlevering. Het is waarschijnlijk dat dit Snorri’s bron was, en dat hij de manuscripttekst Vála vígbǫnd interpreteerde als “banden van Váli’s daad van slachten”, en zo een tweede Váli verzon. In het nogal cryptische proza aan het eind van “Lokasenna”, dat lijkt te zijn afgeleid van Snorri’s verslag, verandert Narfi in een wolf en worden de ingewanden van zijn broer Nari gebruikt om hun vader te binden.