De Slag om Carabobo werd in Venezuela uitgevochten op 24 juni 1821, tussen de Spanjaarden, onder leiding van veldmaarschalk Miguel de La Torre, en de Venezolaanse vrijheidsstrijders, onder leiding van Simón Bolívar. De slag werd uitgevochten op ongeveer 30 kilometer van de stad Valencia in Venezuela. De strijd was eenzijdig; de mannen van Bolivar leden slechts één slachtoffer voor elke 15 slachtoffers die de Spanjaarden leden. Ierse, Welshe en Engelse vrijwilligers vochten aan Bolivars zijde en vormden samen het Britse Legioen. Hun overwinning leidde tot de onafhankelijkheid van Venezuela. De dag wordt in Venezuela soms gevierd als de Dag van het Leger.
Op de plaats van de slag bevindt zich de Allee van de Glorie, waarlangs een aantal lage zuilen borstbeelden van de soldaten die in de strijd vochten. De laan leidt naar de Triomfboog, waarop twee vrouwen staan die vrede en overwinning voorstellen. Onder de boog is het graf van de onbekende soldaat, bewaakt door twee soldaten in uniformen uit de tijd van Bolívar.
De Dag van de Slag om Carabobo wordt gemarkeerd door een militaire parade in Carabobo. De parade van 2006 telde ongeveer 100.000 actieve dienst- en reservetroepen, 170 tanks, 29 vliegtuigen en 500 militaire paarden. In 2005 had de Venezolaanse president Hugo Chavez, uit vrees voor een mogelijke moordaanslag, de locatie van de parade veranderd in de militaire academie in de hoofdstad Caracas.