Achtergrond: Patiënten die 100 dagen overleven na allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (alloHSCT) lopen het risico op chronische graft-versus-host disease en andere potentieel fatale complicaties. Aangezien de symptomen elkaar overlappen en de differentiële diagnose moeilijk is, was het doel van deze studie na te gaan of basis laboratorium evaluatie uitgevoerd op dag +100 kan toelaten patiënten te identificeren die een hoog risico lopen voor nonrelapse mortaliteit (NRM), onafhankelijk van de onderliggende complicaties.
Patiënten en methoden: Wij analyseerden 255 patiënten, gemiddelde leeftijd 29 jaar (range, 10-56 jaar), die in leven en ziektevrij bleven op dag +100 na myeloablatieve alloHSCT van een HLA-identieke broer of zus (n=177) of een gematchte onverwante vrijwilliger (n=78), uitgevoerd in een enkele instelling tussen 1992 en 2003.
Resultaten: Bij univariate analyse waren de volgende laboratoriumparameters geassocieerd met een verhoogde incidentie van NRM: perifeer bloed neutrofielen<1.5×10(9)/L, bloedplaatjes<100×10(9)/L, hemoglobine<11 g/dL, totaal eiwit<60 g/L, verhoogd plasma aspartaat aminotransferase, verhoogd alkalisch fosfatase, en verhoogd bilirubine. Bij multivariate analyse beïnvloedden alleen verlaagd eiwit (hazard ratio =6,97 , P<.0001) en verhoogd bilirubine (HR=3,52 , P<.0001) onafhankelijk het risico op NRM. De cumulatieve incidentie van NRM was gelijk aan 6% als geen van de bovengenoemde factoren aanwezig was; 10% voor hyperbilirubinemie alleen; 22% voor hypoproteinemie alleen; en 70% voor hyperbilirubinemie en hypoproteinemie, beide aanwezig.
Conclusies: Een eenvoudige laboratoriumevaluatie is in hoge mate voorspellend voor het risico op NRM bij patiënten die 100 dagen na alloHSCT overleven. De prognose is bijzonder slecht voor patiënten met hypoproteïnemie en hyperbilirubinemie. Deze afwijkingen kunnen wijzen op verminderde lever- en darmfuncties ten gevolge van verschillende posttransplantatiecomplicaties.