Achtergrond: Artsen zijn vaak onzeker of een persoon met een bloeddruk (BP) rond 140/90 mm Hg op kantoor daadwerkelijk hypertensie heeft. Dit is voornamelijk te wijten aan de bloeddrukvariabiliteit. Eén benadering is het uitvoeren van zelfmetingen van de thuisbloeddruk en bepalen of de thuisbloeddruk verhoogd is. Men is het er algemeen over eens dat wanneer de thuisbloeddruk >/=135/85 mm Hg is, met antihypertensieve therapie mag worden begonnen. Sommige personen met een thuisbloeddruk onder deze cut-off hebben echter ambulante hypertensie. Wij bestuderen daarom prospectief de rol van de thuisbloeddruk in het voorspellen van ambulante hypertensie bij personen met stadium 1 en borderline hypertensie.
Methoden: We onderzochten op een cross-sectionele manier de thuis- en ambulante bloeddruk in een groep van 48 patiënten met ten minste twee verhoogde bloeddrukmetingen op kantoor. De groep was vrij van antihypertensieve medicatietherapie gedurende ten minste 4 weken en voerde 7 dagen van gestandaardiseerde zelf-BP metingen thuis uit. Wij onderzochten de relaties tussen de drie bloeddrukmethodes en bepaalden ook een drempelwaarde (met behulp van receiver operating curves) voor de thuisbloeddruk die 80% van de ambulante hypertensieven (wakkere bloeddruk >/=135/85 mm Hg) vastlegt.
Resultaten: De systolische bloeddruk op kantoor (145 +/- 13 mm Hg) was significant hoger dan de wakker (139 +/- 12 mm Hg, P = .013) en thuis (132 +/- 11 mm Hg, P < .001) bloeddruk. De diastolische bloeddruk op kantoor (88 +/- 4 mm Hg) was hoger dan de diastolische bloeddruk thuis (80 +/- 8 mm Hg, P < .001) maar verschilde niet van de diastolische bloeddruk bij wakkere toestand (88 +/- 8 mm Hg, P = .10). Thuisbloeddruk had een hogere correlatie (vergeleken met kantoorbloeddruk) met ambulante bloeddruk. Het op de thuisbloeddruk gebaseerde witte-jassen-effect correleerde met het op de ambulante bloeddruk gebaseerde witte-jassen-effect (r = 0,83, P = .001 voor systolische bloeddruk; r = 0,68, P = .001 voor diastolische bloeddruk). De drempel voor thuisbloeddruk van 80% gevoeligheid bij het vaststellen van ambulante hypertensie was 125/76 mm Hg.
Conclusies: Onze voorlopige gegevens suggereren dat een lagere drempel voor zelf gecontroleerde thuisbloeddruk moet worden gebruikt (om ambulante hypertensie uit te sluiten) bij patiënten met borderline kantoorhypertensie.