An epidemiological approach to ambulatory blood pressure monitoring:the Belgian Population Study

ACHTERGROND: Teneinde referentiewaarden voor de ambulante bloeddruk te bepalen, werd een aselecte steekproef van 1057 personen, 20-88 jaar oud, onderzocht in een geografisch afgebakend gebied van België. Dit artikel is het eindverslag van de transversale fase van dit bevolkingsonderzoek. METHODEN:De vierentwintig-uur ambulante bloeddruk werd geregistreerd met intervallen van 20 minuten van 0800 tot 2200 uur en met intervallen van 45 minuten van 2200 tot 0800 uur. De conventionele bloeddruk werd gemeten door getrainde verpleegkundigen bij de deelnemers thuis en ook bij een subgroep van 532 personen in een lokaal georganiseerde kliniek. Een conventionele bloeddruk van meer dan 140 mmHg systolisch of 90 mmHg diastolisch en het gebruik van antihypertensiva waren de criteria die werden gebruikt om onderscheid te maken tussen normotensieve en hypertensieve personen. RESULTATEN: Bij de 1057 patiënten, van wie er 328 hypertensief waren, bedroegen de 24-uurs, dag- (2200 tot 0800 uur) en nacht- (0000 tot 0600 uur) bloeddrukwaarden respectievelijk gemiddeld 119/71, 125/77 en 108/62 mmHg. Vergeleken met de dagwaarden was de bloeddruk thuis 3,5/1,5 mmHg lager bij 729 normotensieve personen, maar 11,6/4,5 mmHg hoger bij 328 hypertensieve patiënten. In de normotensieve subgroep waren de 95ste percentielen van de 24 uurs-, dag- en nachtdruk respectievelijk 129/80, 137/88 en 121/72 mmHg. Deze grenzen werden niet wezenlijk gewijzigd wanneer we alleen de 275 deelnemers in aanmerking namen die zowel thuis als in de kliniek normotensief waren (respectievelijk 127/79, 135/87 en 118/72 mmHg). Wanneer naast de Belgische gegevens ook andere rapporten over grote cohorten werden geanalyseerd, lag de overgang van normotensie naar hypertensie bij ambulante meting waarschijnlijk binnen het bereik van 130-135/80-85, 135-140/85-90 en 120-125/70-75 mmHg voor respectievelijk de 24-uurs, dag- en nachtdruk. CONCLUSIE: In vergelijking met andere bevolkingsonderzoeken en met de eerdere tussentijdse rapporten over de Belgische studie, leverde de huidige analyse opmerkelijk consistente resultaten op met betrekking tot de verdelingen van de ambulante metingen. De werkdefinities van normaliteit gebaseerd op de 95ste percentielen van de ambulante metingen bij de normotensieve deelnemers aan het huidige onderzoek en aan verschillende andere studies moeten verder gevalideerd worden wat betreft de incidentie van cardiovasculaire complicaties. Daartoe worden de Belgische deelnemers en andere cohorten prospectief gevolgd.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.