artikel 114
(oud artikel 95 VEG)
1. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, zijn de volgende bepalingen van toepassing voor de verwezenlijking van de in artikel 26 genoemde doelstellingen. Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.
2. Lid 1 is niet van toepassing op fiscale bepalingen, op bepalingen inzake het vrije verkeer van personen en op bepalingen inzake de rechten en belangen van werknemers.
3. De Commissie zal bij haar in lid 1 bedoelde voorstellen op het gebied van de volksgezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming uitgaan van een hoog beschermingsniveau, daarbij in het bijzonder rekening houdend met alle nieuwe ontwikkelingen die op wetenschappelijke feiten zijn gebaseerd. Binnen hun respectieve bevoegdheden zullen het Europees Parlement en de Raad eveneens trachten deze doelstelling te verwezenlijken.
4. Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 36 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.
5. 5. Wanneer een lidstaat het na het nemen van een harmonisatiemaatregel door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie voorts, onverminderd lid 4, in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.
6. Binnen zes maanden na de in de leden 4 en 5 bedoelde kennisgevingen keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.
Wanneer de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in de leden 4 en 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.
Wanneer het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de menselijke gezondheid, kan de Commissie de betrokken Lid-Staat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.
7. Wanneer een lidstaat krachtens lid 6 toestemming krijgt om nationale bepalingen te handhaven of in te voeren die afwijken van een harmonisatiemaatregel, gaat de Commissie onmiddellijk na of een aanpassing van die maatregel moet worden voorgesteld.
8. Wanneer een lidstaat een specifiek probleem in verband met de volksgezondheid aan de orde stelt op een gebied waarop reeds eerder harmonisatiemaatregelen zijn genomen, brengt hij dit ter kennis van de Commissie, die onmiddellijk onderzoekt of zij de Raad passende maatregelen moet voorstellen.
9. In afwijking van de procedure van de artikelen 258 en 259 kunnen de Commissie en iedere Lid-Staat zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden, indien zij menen dat een andere Lid-Staat misbruik maakt van de in dit artikel bedoelde bevoegdheden.
10. Bovenbedoelde harmonisatiemaatregelen omvatten, in passende gevallen, een vrijwaringsclausule die de lidstaten machtigt om, op grond van één of meer van de in artikel 36 bedoelde niet-economische redenen, voorlopige maatregelen te treffen die aan een controleprocedure van de Unie worden onderworpen.