Ten slotte was ik aan het rondrijden, boodschappen aan het doen, toen ik op de radio een gedicht hoorde voordragen. Dat gebeurt tegenwoordig niet zo vaak. Maar wat een zegen dat ik door de stad rijd en woorden van wijsheid hoor, geschreven door iemand anders en voorgedragen door weer iemand anders, die op de een of andere manier door de ether reizen, worden ontvangen door een apparaat in mijn auto en dan bij mijn oor aankomen op zo’n manier dat ik de woorden, gedachten en waarheden die worden geuit, kan begrijpen. Heb je er ooit over nagedacht hoe verbazingwekkend dat is? Het wonder dat zoiets bestaat en echt is? Het lijkt onbegrijpelijk dat we in zo’n begrijpelijk universum leven. En toch nemen we zulke wonderen voor lief omdat ze alledaags zijn.
Maar daar houdt de verwondering niet op. Want het gedicht zelf was ook precies wat ik op dat moment nodig had om te horen. Harde woorden, maar goede woorden. Bitterzoet, maar nodig. En ik bleef er nog lang over nadenken nadat de laatste lettergreep was uitgesproken en de auto de oprit was opgereden. En als ik er nu weer over nadenk, was die voorzienige samenloop van omstandigheden zeker een nog groter wonder dan het gedicht en de radio en al die jazz die het mogelijk maakten dat de boodschap mij bereikte. Tegen het einde van vorig jaar kregen enkele leden van mijn familie te maken met ernstige ziekten en sommige van die gezondheidsproblemen duren nog steeds voort en zullen waarschijnlijk voor onbepaalde tijd een deel van ons leven blijven uitmaken. Ik weet niet of je ooit te maken hebt gehad met ernstige ziekte, maar het kan je echt uit je spel halen. Sommige dagen is ziekte meer dan een regenbui op je parade, het is als een razende stortvloed, die al je confetti en bloemblaadjes door de afvoer spoelt. Het dreigt je hoop en dromen mee te nemen, zelfs als je er zelf niet onder lijdt. Het is moeilijk om degenen van wie je houdt door verschrikkelijke pijn te zien gaan en het gevoel te hebben dat je niets kunt doen om het te stoppen.
Hij weeft gestadig
En toch, temidden van dit alles kwam dit gedicht, sprekend over God en de manier waarop Hij onze levens weeft als een tapijt. Ik heb altijd gehouden van de metafoor van God als een wever. Het kan zo moeilijk zijn om de realiteit van voorzienigheid en almacht te bevatten, maar op de een of andere manier helpt het om God als de vaardige kunstenaar te zien en ons leven als zijn tapijtwerk om het ongevoelige te begrijpen. Dit is een van de redenen waarom ik een van de hoofdstukken uit mijn boek, Into the Vast, “Weven” heb genoemd. Daarin legt een van de personages uit hoe ze omgaat met de dood van haar man. Ze zegt een van mijn favoriete zinnen uit het boek, “Geef nooit op. Want opgeven is slechts een klein probleem inruilen voor een groter probleem. Alles gaat uiteindelijk voorbij”.
De ideeën over pijn en lijden en de rol van God daarin komen ook aan de orde in Awakening the Sentients. In die roman vraagt een van de personages: “De vraag is niet, waarom geeft hij ons niet alleen goede gaven, maar waarom geeft hij ons überhaupt goede gaven?” Het is een vraag die we niet graag stellen, vooral niet te midden van lijden. Er is iets in ons dat het gevoel heeft dat “dat niet juist is”, wanneer wij geconfronteerd worden met onverwachte pijn en tragedie. We hebben een vermoeden dat het verhaal niet zo had moeten lopen, en toch, als we in staat zijn het geloof te hebben om de auteur van het verhaal te vertrouwen, zullen we misschien zien dat er een einde komt dat alles zinvol maakt.
Het gedicht dat ik hoorde werd vaak geciteerd door een vrouw die goed thuis was in pijn en lijden, Corrie Ten Boom, die dierbare Nederlandse heilige en overlevende van de concentratiekampen van de Tweede Wereldoorlog. Ik heb haar verhaal gezien in de film “The Hiding Place”, een paar jaar geleden, en iedere keer als zij geciteerd wordt, of als ik verhalen uit haar leven hoor, ben ik verbaasd over haar grote geloof en liefde voor God. Nadenkend over de bron van dit gedicht, dat het zo weerklank vond bij iemand die door een smeltkroes van zulke afschuwelijke ervaringen is gekomen, verdiept alleen maar mijn verbazing over het wonder van deze waarheden en over de God die verordend heeft dat ze opgeschreven, voorgedragen en gehoord moeten worden, in een piepklein autootje, op een koude winterdag, te midden van verdriet dat uitmondt in geloof, hoop en vertrouwen in God, de grote wever van het universum.
Als u de afbeelding om de een of andere reden niet kunt zien, is hier de tekstversie voor het Tapijtgedicht:
Het leven is maar een weefwerk
Mijn leven is maar een weefwerk
Tussen mijn God en mij.
Ik kan de kleuren niet kiezen
Hij weeft gestadig.
Vaak weeft Hij smart.
En ik in dwaze trots
Vergeet dat Hij de bovenkant ziet
En ik de onderkant.
Tot het weefgetouw zwijgt
En de pendels ophouden te vliegen
zal God het doek ontrollen
En de reden onthullen waarom.
De donkere draden zijn even nodig
in de vaardige hand van de wever
als de draden van goud en zilver
In het patroon dat Hij heeft gepland
Hij weet, Hij heeft lief, Hij zorgt;
niets kan deze waarheid verduisteren.
Hij geeft het allerbeste aan hen
die de keus aan Hem overlaten.
NOOT: Bij de oorspronkelijke publicatie werd in dit artikel abusievelijk Corrie Ten Boom als de auteur van het gedicht genoemd. Dat is sindsdien gecorrigeerd. Ik had hierover zoveel vragen dat ik contact heb opgenomen met het Corrie Ten Boom Huis en zij deelden mij mede dat het gedicht geschreven is door Grant Colfax Tullar en eigenlijk getiteld is “De Wever”, maar het wordt vaak aangeduid als eenvoudig “Het Tapijt Gedicht” zoals ik het hier heb genoemd.