WANDELEN MET BEESTEN recensie door Karen Marais

Fossielen van een reusachtige drie meter lange zoogdier-“krokodil” (Ambulocetus), ook uit deze periode, zijn gevonden in Pakistan. Ze konden op het land lopen, maar waren beter aangepast aan zwemmen in het water. Ze jaagden waarschijnlijk door op de loer te liggen in ondiep water en dan een prooi in een hinderlaag te lokken als die naar het water kwam om te drinken (echte krokodillenstijl). Ze zwommen waarschijnlijk als een otter of walvis, hun rug verticaal golvend. Men denkt dat het een overgangsfossiel is, dat één van de eerste zoogdieren voorstelt die terug in het water gingen, en als zodanig wordt het beschouwd als een voorloper van de moderne walvissen. (Ambulocetus betekent letterlijk “wandelende walvis”) Ze delen hun oorstructuur met walvissen, waardoor ze onder water konden horen door trillingen op te vangen. Ze hadden ook een aanpassing in hun neus waardoor ze onder water konden slikken en hun tanden zijn vergelijkbaar met die van dolfijnen en walvissen. Chemische analyses van hun tanden wijzen erop dat ze zich zowel in zout als in zoet water thuis voelden. (3) (Pakistan lag toen aan de kust van de ondiepe Tethys Oceaan. Veel vroege walvisfossielen zijn gevonden in de overblijfselen van deze vroegere zeebodem, hetgeen suggereert dat de warme ondiepe Tethys wel eens de bakermat van de evolutie van de walvissen zou kunnen zijn geweest.)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.